woensdag 27 november 2013

Mijn militaire diensttijd

Na het succesvol afronden van mijn opleiding aan het IVA in Driebergen moest ik, alvorens een echte baan te kunnen gaan zoeken, eerst nog anderhalf jaar in militaire dienst. Voor mij begon die periode in november 1967.

Het nieuwe Schiphol-centrum werd begin 1967 geopend.
Ik vertrok er in oktober van dat jaar naar Londen.
Hier staan passagiers te wachten in de vertrekhal.

Bron: www.gahetna.nl
Een maand daarvoor ging ik nog met mijn IVA vriend Wim Oude Weernink naar de autotentoonstelling in Londen (zoals beschreven in een vorige blog en in de blog van Wim zelf).
Die reis dreigde echter al op Schiphol voortijdig te stranden. De marechaussee die mijn paspoort controleerde zei tot mijn verbazing dat ik eigenlijk het land niet meer uit mocht, omdat hij op zijn schermpje (toen een opzienbarende nieuwigheid) kon zien dat ik binnen een maand onder de wapenen moest. Hij vroeg me om mijn ticket te laten zien. Gelukkig stond daar ook de boeking van de terugvlucht in vermeld en dat vond hij kennelijk voldoende om  mij toch te laten gaan.


Eerst naar Utrecht

Ik behoorde tot de tweede lichting dienstplichtige militairen die was ingedeeld met behulp van een computerprogramma. Dat programma functioneerde in die tijd echter nog verre van vlekkeloos. Een gevolg was dat bijvoorbeeld jongens met een koksschool-diploma werden ingedeeld als automonteur en andersom. Het had ook tot gevolg dat mensen met een voltooide universitaire opleiding veelal werden ingedeeld als soldaat en dat er mensen met een LBO (Lagere Beroeps Opleiding) diploma soms bij de officiersopleiding kwamen. Hoe het ook zei, de computer had in zijn ondoorgrondelijke wijsheid besloten dat ik, zoals eerder vermeld een man met 2 linkerhanden, soldaat-onderhoudsmonteur zou worden bij de Technische Dienst van de Koninklijke Landmacht.

Ingang van de Kromhoutkazerne in Utrecht
Bron: www.legerplaats.nl
De opleidingsperiode bracht ik door in de Kromhout-kazerne in Utrecht (tegenwoordig is de voormalige kazerne een onderdeel van de Universiteit Utrecht).
Die periode duurde in totaal vier maanden.
De eerste twee maanden kregen we een militaire basisopleiding en daarna nog twee maanden een autotechnische training.

En we kregen daar ook de opleiding voor het militaire vrachtwagen rijbewijs. Die opleiding werd gegeven in een DAF YA328, beter bekend als de "Dikke DAF" en ook wel als de "Artillerietrekker"Het was een zeer moeilijk te bedienen voertuig met een loeizware koppeling, een ook al superzware want onbekrachtigde besturing en een niet-gesynchroniseerde vijfvernellingsbak, waarbij je zowel bij het op- als bij het terugschakelen die zware koppeling twee maal moest intrappen en bij het terugschakelen ook nog tussengas moest geven. Dat schakelen moest bovendien "blind" geschieden want de versnellingshendel zat achter je. Het leek wel alsof ik opnieuw moest leren autorijden. En de lesroute ging vaak via de smalle Utrechtse grachtjes.

Ik leerde rijden op de "Artillerietrekker", ook bekend als de "Dikke DAF"
Bron: nl.wikipedia.org/wiki/DAF_YA-328
Toen ik na een week lessen in die zware legerwagen op vrijdagavond weer in de auto van mijn vader stapte, dacht ik dat het stuur los zat en dat ik door de koppeling heen trapte, zo licht ging alles. Maar de lessen resulteerden er uiteindelijk in dat ik mijn militaire rijbewijs kreeg.

Tijdens mijn jeugd was ik gewend geweest om veel met leeftijdgenoten om te gaan wiens vader officier was, sommigen waren zelfs generaal, en ik ging daar toen natuurlijk informeel mee om, zoals met mijn eigen ouders. Die situatie veranderde nu plotseling en dat was best even wennen. De afstand tussen ons, de dienstplichtig soldaten, en de officieren was plotseling gigantisch en daar zaten dan ook nog de onderofficieren tussen, want ook die waren nu onze meerderen. En als ik het weekend thuis was of op een bijeenkomst van de VVD moest ik weer terugschakelen naar de situatie van voor de militaire diensttijd.
Tijdens de opleiding in Utrecht zag ik diverse van mijn vroegere klasgenoten van het IVA weer terug en dat maakte het allemaal wel wat eenvoudiger dan wanneer ik tussen uitsluitend onbekenden terecht zou zijn gekomen.

Naar Stroe en de Wittenberg

Ingang van Kamp Stroe in de jaren '60
Bron: www.legerplaats.nl
Na afloop van mijn opleiding volgde de overplaatsing naar de parate troepen.

In mijn geval was dat de 113de Wielvoertuigen Herstelcompagnie, die was gevestigd op het kamp Stroe, gelegen tussen Garderen en Kootwijk (vanaf 22 mei 1990 de Majoor Mulder Kazerne). Op Stroe waren alleen werkplaatsen.
We konden daar dus niet slapen en we waren gelegerd in de nabijgelegen legerplaats de Wittenberg.


Het eerste Chinese restaurant in Harderwijk
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 25-11-1960
Toen ik op de Wittenberg arriveerde was de eerste bekende die ik zag, mijn IVA-schoolvriend Ad Theijsmeijer, die tijdens de militaire dienstplichtperiode steeds twee maanden op mij vooruit liep. In de Utrechtse Kromhout-kazerne hadden we ook al twee maanden op dezelfde zaal gebivakkeerd maar hij was daar al twee maanden eerder aangekomen en hij ging dus ook weer twee maanden eerder weg. Naar toen bleek was hij bij dezelfde compagnie ingedeeld als ik en ook nog op dezelfde kamer, die we deelden met nog 10 andere dienstplichtigen. En dus trokken we vanaf dat moment ook weer samen op.

Ad beschikte over een auto en we gingen vaak samen of met nog een of twee kamergenoten naar Harderwijk om te eten bij mijn ouders of soms bij het Chinese restaurant „Tche-Tong"  in de Hondegatstraat 6. Ze hadden er uitstekende loempia's. De oude heer Wang, van wie de zaak was, maakte de rekening nog op met behulp van een telraam. Tche-Tong werd in 1960 geopend en was het eerste Chinese restaurant in Harderwijk.

Toen we op een avond terugreden, na een bezoek aan Tche-Tong, zette Ad de autoradio aan en hoorden we op het nieuws het heugelijke bericht dat de dienstplicht werd  ingekort met twee maanden en dat dat ook gold voor degenen die op dat moment als dienstplichtige onder de wapenen waren.
"Jemig Peter", riep Ad, "dat betekent dat we vanavond twee maanden bij de Chinees hebben gezeten!"

Wij zaten in Stroe bij een peloton dat zich bezig hield met het onderhoud van de voertuigen van de eigen compagnie. Daartoe behoorden enkele Nekaf Jeeps en voorts vrachtwagens van het type YA314, enkele kleine terreinvrachtwagen, de YA126, bijgenaamd "wapendrager", rijdende werkplaatsen, de zogeheten "toolkits" en enkele takelwagens. Met uitzondering van de jeeps waren al die voertuigen van het merk DAF. En, waar tegenwoordig voor dit soort auto's diesel de norm is, werden ze allemaal nog aangedreven door ouderwetse zijklep benzinemotoren die allemaal uitblonken door een matige betrouwbaarheid en een grote dorst. Voorts was ons peloton verantwoordelijk voor de levering van brandstof en smeermiddelen ten behoeve van de compagnies voertuigen. Het tanken van de wagens geschiedde met de hand door middel van jerrycans van 20 liter.

Kamp Stroe met de halfronde Romneyloodsen en enige YA 314 legertrucks
Bron: www.legerplaats.nl
We werkten in een oude van golfplaten opgetrokken Romneyloods en daarnaast was het kantoortje van onze motor transport onderofficier, de sergeant eerste klasse Klein. Het was een vriendelijke baas, die niet ver voor zijn pensionering zat, en die geregeld in een soort overspannen toestand verkeerde. Ik werd al snel zijn zelfbenoemde assistent, want het sleutelen aan vrachtwagens was nu niet direct een van mijn favoriete bezigheden. Als sergeant Klein het weer eens niet zag zitten, gooide hij soms alle papieren die op zijn bureau lagen in de lucht waarna hij begon te jammeren dat het wat hem betreft niet meer hoefde.
"Gaat u nu maar even een wandelingetje maken in het bos, sergeant en blijft u maar net zo lang weg als u wilt. En laat die papieren maar liggen; ik ruim die rommel wel op ", zei ik bij dat soort gelegenheden tegen hem en zo geschiedde. Soms bleef hij inderdaad weg tot tegen het eind van de dagelijkse diensttijd...

Achter de loods stookten we ook wel eens grote vuren met behulp van overtollige benzine. De hoeveelheid benzine die we in voorraad hadden moest namelijk overeenkomen met het gereden aantal kilometers en het bijbehorende gemiddelde verbruik van onze voertuigen. Als we minder verbruikt hadden dan dat gemiddelde, hielden we benzine over en dat kon niet volgens de ambtelijke normen. Die benzine moest dus verdwijnen en dat leverde dan die gigantische vuren op met vlammen van soms wel meer dan 10 meter hoog. Als ik er nu aan terug denk was dat natuurlijk een waanzinnige toestand. De inefficiëncy, waarmee ik werd geconfronteerd was soms schokkend.

Werkplaats Technische Dienst Kamp Stroe met een rij Nekaf jeeps
Bron: www.legerplaats.nl
Zo werd er eenmaal per week een rit met een vrachtwagen gemaakt naar een leger-opslagplaats in de buurt van Naarden.
Met die vrachtwagen ging dan meestal iets mee als een kapotte pioniersschop of een zaklantaarn die het niet meer deed; veel meer was het eigenlijk nooit.

Die rit moest iedere week met zijn tweeën worden gemaakt, ook als er niets te vervoeren viel, in een vrachtwagen met een laadvermogen van 3 ton en een gemiddeld verbruik van 1 op 2 (!).


Samen met dienstplichtig sergeant Op de Woerd, ik meen dat zijn voornaam Johan was, heb  ik in die tijd een document gemaakt van zo ongeveer 10 A4-tjes, waarin we de door ons opgemerkte verspillingen aan de kaak stelden en aanbevelingen deden hoe de zaken zouden kunnen worden verbeterd. Dat document hebben we toen naar het Ministerie van Defensie gestuurd maar we hebben er nooit een reactie op ontvangen...

Een zeer opmerkelijke figuur in onze compagnie was Jan van Vriesland, de zoon van de schrijver-dichter Victor van Vriesland. Hij was bijzonder welbespraakt, net als zijn vader, en haalde heel vaak streken uit, waarvoor hij dan op rapport moest bij de commandant. Daar begon hij dan steevast een enorm betoog en dat leidde er dan, meestal na een minuut of tien, toe dat Van der Pol dolgepraat riep: "Van Vriesland, hou op, ga uit mijn ogen, wegwezen!", waarna Jan vertrok en ons triomfantelijk meldde dat het hem weer was gelukt. Éénmaal lukte het hem echter niet om onder straf uit te komen. Dat was toen hij op zijn kamer, die naast de onze lag, een losse flodder afschoot uit zijn UZI pistool-mitrailleur, zijn kamergenoten en wij schrokken ons rot. Op dat moment kwam juist de sergeant van de week binnen, die nog net de rook uit de loop van Jan´s wapen kon zien komen. Onder dat vergrijp kon hij dus niet meer uitkomen en hij verdween toen voor enige tijd in het cachot. Hoe hij aan dat losse flodder patroon was gekomen, heb ik nooit gehoord. Op internet zag ik dat Jan in 2012 is overleden(bron: www.nederlandsepoezie.org).


Na echtscheiding (23-7-1946) gehuwd op 31-10-1946 met Anna Maria Gesina Baan. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (26-9-1951) - See more at: http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn3/vriesland#sthash.PA7TKYnf.dpuf

"Belangrijke werkzaamheden"

Onze compagniescommandant was, vriendelijk uitgedrukt, niet een van de slimste mensen, die ik heb gekend. Hij had het eind jaren veertig, tot zijn eigen verbazing, tot officier geschopt, dankzij enkele "heldhaftige acties" in Indonesië. Hij ging er prat op dat hem dat toch maar mooi was gelukt, ondanks het feit dat hij alleen maar lagere school plus twee jaar ULO (Uitgebreid Lager Onderwijs) had gehad.
Tijdens mijn verblijf in Stroe werd deze kapitein Van der Pol bevorderd tot majoor. Meteen nadat het bericht van zijn bevordering hem had bereikt, liep hij een ererondje over het kamp, waarbij hij overal waar hij iemand zag met luide stem verkondigde:
"Ik ben bevorderd tot majoor, en dat twee jaar eerder dan ik had verwacht!"
Toen ik een keer door de gang van het compagnies-gebouw liep werd ik door Van der Pol binnengeroepen. Hij bood me een sigaret aan en zei daarna:
"Ik heb een aantal papieren uit Den Haag gekregen die ik vandaag ingevuld moet terugsturen maar ik heb er helemaal geen tijd voor. Kun jij er eens naar kijken?" 
Drie kwartier later had ik de formulieren ingevuld en kon de commandant ze ondertekenen en terugsturen. Later hoorde ik van zijn naaste medewerker, adjudant De Pooter, dat hij er weken op had zitten zwoegen en er niet uit kon komen.

Een voorbeeld van de (nogal naïeve) voorlichting in de jaren '50
Een curieus contrast is de  reclame voor Doris Day-schriften er pal onder
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 30-01-1953
Van adjudant De Pooter kregen we af en toe de zogeheten NBC-instructie. NBC stond voor Nucleaire, Biologische en Chemische oorlogvoering (klik hier voor een ` geheim` militair voorlichtingsfilmpje uit 1956). Bij het gedeelte over de nucleaire oorlogvoering werden instructies gegeven hoe te handelen in geval van een nucleaire explosie. Zo kregen we te horen dat we, na het zien van de verblindende lichtflits van een ontploffende atoombom, dekking moesten zoeken in een greppel of achter een aarden wal en daar enige tijd moesten blijven schuilen. Hoe lang werd er niet bij vermeld...

Die instructies sloegen natuurlijk helemaal nergens op en dat liet ik ook duidelijk merken.
Na afloop van die les hield De Pooter mij achter en zei: 
"Je hebt natuurlijk volkomen gelijk maar ik moet dit nu eenmaal zo vertellen. Ik weet zelf ook wel dat het gewoon sprookjes zijn maar iedereen slikt het, normaal gesproken, voor zoete koek..."
Na dat gesprekje riep hij me soms binnen in zijn kantoortje en hield daar dan ellenlange betogen over de politieke toestand in de wereld. Daar ging dan wel eens een middagje mee heen.

Als ik dan terugkwam in ons kantoortje, riep sergeant Klein vertwijfeld: "Waar was je in vredesnaam?" "Ik moest een haastklus opknappen voor adjudant De Pooter", antwoordde ik dan. Klein slaakte daarop een diepe zucht en deed er vervolgens het zwijgen toe.

Geregeld moest ik naar Harderwijk voor een bijeenkomst van de JOVD of de VVD en daarvoor kreeg ik altijd toestemming en hoefde pas de volgende ochtend weer terug te komen. De reden waarom het voor mij erg makkelijk was om die toestemming te krijgen was, naar ik vermoed, gelegen in het feit dat ik, toen ik net in Stroe was gearriveerd, tijdens een gesprek met een van mijn meerderen er uit flapte dat ik een kennis was van generaal Christan en dat ik ook de toenmalige minister van defensie, de VVDer Den Toom, kende. Nu was kennen, in het geval van de minister, wel een heel groot woord want ik had de man ooit een keer de hand geschud maar het verhaal van generaal Christan klopte wel.
Die terloopse opmerking werd blijkbaar serieus genomen en had achteraf zijn invloed niet gemist want de leiding vond kennelijk dat ze mijn "belangrijke politieke werkzaamheden" niet moesten dwarsbomen.

Hier hielden wij onze dagelijkse pauzes, die soms lang uitliepen...
Bron: www.legerplaats.nl
Voor onze wekelijkse sportmiddagen had ik ook een goede smoes bedacht. Als ik er achter kwam, dat er een veldloop met bepakking op het programma stond of een rondje hindernissenbaan, meldde ik mij steevast af onder het mom dat ik achter liep met de administratieve afwikkeling van de brandstof en smeermiddelen voorraad en dat werkte altijd... Maar als we een recreatief spelletje volleybal gingen spelen in de gymzaal, was ik wel altijd van de partij.


Een spannende week

Tijdens mijn militaire diensttijd woedde de Koude Oorlog tussen de landen van de NATO en die van het Warschau Pact in alle hevigheid voort. Een van de dieptepunten was de inval van de Sovjet Unie in Tsjechoslowakije, die plaatsvond in de nacht van dinsdag 20 op woensdag 21 augustus 1968. Met die inval kwam er een einde aan de zogeheten Praagse lente onder leiding van de toenmalige Tsjechische partijleider Alexander Dubcek.
Naar aanleiding van deze gebeurtenis werden de troepen van de NATO-lidstaten in de hoogste staat van paraatheid gebracht en daar was ook in onze compagnie veel van te merken.
Alle voertuigen moesten worden nagekeken, volgetankt en beladen met alles dat nodig was voor een verblijf te velde in oorlogsgebied. Voor ons lag dat gebied ergens in het noorden van Duitsland. We moesten klaar staan om binnen enkele uren na het daartoe gegeven bevel te kunnen vertrekken. Die situatie bleef in het eerste weekend na de inval nog steeds van kracht. Het gevolg was dat we dat weekend op de legerplaats moesten blijven in plaats van met weekend verlof te kunnen gaan. In de loop van de nieuwe week normaliseerde de situatie zich enigszins en het volgende weekend mochten we gelukkig allemaal weer met verlof.

De zwartgekleurde landen op de kaart waren lid van de NATO, de grijze van het Warschau Pact en de witte neutraal
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 22-08-1968

Hoog bezoek

Tegen het eind van mijn diensttijd kwam generaal Christan een keer op bezoek in Stroe. Hij had daar in feite niets te zoeken want hij was commandant van de vierde divisie en ons onderdeel behoorde tot het eerste legerkorps. Maar hij had mij het weekend daarvoor verteld wat hij van plan was.
Op het afgesproken tijdstip liep ik "toevallig" net  langs het compagniesgebouw op het moment dat hij in zijn dienstauto met chauffeur arriveerde. Onze commandant en zijn adjudant waren naar buiten gesneld toen ze door de wacht waren gewaarschuwd, dat er een generaal op bezoek kwam. Zij stonden in de houding voor het gebouw op het moment dat Christan uitstapte. 
"Hee, mijnheer Offerman", was het eerste dat hij zei.
"Hee mijnheer Christan", antwoordde ik en ik schudde hem de hand.
"Wil je mij even voorstellen aan deze heren?", vroeg hij en zo gebeurde.
Ik moest toen inwendig enorm lachen om de onthutste blikken van onze majoor en onze adjudant en ik zag en hoorde ze bijna denken: "Verdomd het klopt dus, hij kent inderdaad een generaal." In feite was de heer Christan veel te bescheiden om een dergelijke grap uit te halen maar hij wilde mij, na mijn ervaringen met de leiding van onze compagnie te hebben aangehoord, die lol niet onthouden en bovendien zat mijn diensttijd er toen vrijwel op dus het had verder geen gevolgen meer voor de onderlinge verhoudingen.

In maart 1969 kwam er een eind aan mijn militaire diensttijd, tot groot verdriet van sergeant Klein, die zelfs nog aan mij vroeg of ik niet wat langer wilde blijven. Het was, zoals ik hiervoor reeds opmerkte, een erg vriendelijke man en hij begreep wel dat ik aan een dergelijk verzoek geen gehoor kon geven.
Van veel ex-dienstplichtigen hoor je dat ze een geweldige diensttijd hebben gehad of dat ze in hun diensttijd een "echte man" zijn geworden. Ik heb dat toch echt anders ervaren en ik heb ook geen enkele foto van mijn militaire diensttijd.
Wat mij vooral is bijgebleven zijn de inefficiëncy, de verspillingen, de weinig professionele leiding van onze compagnie en dat er vaak erg weinig was te doen. Voor mij was het daarom meer een uitermate curieuze periode, waaraan ik niet echt warme herinneringen bewaar. Ik was vooral blij, toen het er op zat...


woensdag 20 november 2013

Liberaal Harderwijk in de late jaren zestig

In de loop van mijn laatste schooljaar op het IVA in Driebergen werd ik benaderd door onze buurman, Barend Daansen, met het voorstel om eens na te denken over de mogelijke oprichting van een regionale afdeling van de liberale jongerenorganisatie, de JOVD (Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie).
Mijn ouders stemden altijd PvdA en als rechtgeaarde jonge man was ik het in die tijd, bijna per definitie, oneens met hun keuzes. Het leek me daarom een perfect moment om een politieke daad te stellen, die recht tegen hun ideeën in ging.

Aankondiging van de oprichtingsvergadering
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 13-03-1967
Na nog enkele gesprekken met buurman Daansen, die afdelingsvoorzitter was van de VVD, besloot ik dat er spijkers met koppen moesten worden geslagen en ging ik op zoek naar enkele politieke medestanders van mijn eigen leeftijdsgroep. Die vond ik al snel in mijn voormalige schoolgenoot Albert (Appie) Panhuyzen.

Vervolgens werd er op woensdagavond 15 maart
1967 in hotel Baars een oprichtingsbijeenkomst georganiseerd van de JOVD, afdeling NW-Veluwe onder auspiciën van de heren Daansen en Sterrenburg.
De heer P. Sterrenburg was toen VVD-raadslid in Putten.



Nabespreking van de oprichtingsvergadering
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 20-03-1967
Tijdens de oprichtingsbijeenkomst werd het woord gevoerd door Maarten Lekkerkerker, de vice-voorzitter van het landelijke JOVD-bestuur. De JOVD was, anders dan andere politieke jongerenorganisaties, niet rechtstreeks gelinkt aan een politieke partij maar had wel sterke ideologische banden met de VVD. In die tijd was er binnen de JOVD een richtingenstrijd gaande over de toekomstige koers van het liberalisme. D'66 was een jaar eerder opgericht en een groep JOVD-ers voelde zich sterk aangetrokken tot het meer progressief liberale geluid van deze nieuwe partij. Maar die D'66- stroming heeft binnen de JOVD nooit de overhand gekregen.

Het voorlopige bestuur van de nieuw opgerichte afdeling Noord-West Veluwe van de JOVD zag er als volgt uit:
Voorzitter: Albert Panhuyzen
Secretaris/penningmeester: Peter Offerman (ik dus)
Tweede secretaris: Joke Overdijk uit Putten.

Dat betekende voor mij een heleboel extra werk, zoals het organiseren van bijeenkomsten, het leggen van contact met en uitnodigen van, liefst prominente, sprekers, het uitschrijven en versturen van de uitnodigingen aan de leden, het bijhouden van het kasboek, etc.

Ten behoeve van de contributie en donatie inkomsten, timmerde mijn vader, met frisse tegenzin, een houten geldkistje, waarop ook nog de letters JOVD werden geschilderd. Ik heb dat kistje vele jaren later teruggevonden in de inboedel van mijn ouderlijk huis en heb het nog ergens in mijn bezit. Als het ter zijner tijd weer eens opduikt, zal ik op deze plek alsnog een foto plaatsen van dit, voor de politieke geschiedenis van Harderwijk, zo belangrijke kleinood...

Gedurende de eerste paar maanden moest ik die werkzaamheden combineren met de laatste loodjes van mijn IVA-opleiding in Driebergen en vanaf herfst 1967 tot begin 1969 met mijn militaire diensttijd. Hoe het mij, als dienstplichtig soldaat, lukte om daarvoor geregeld vrij van dienst te krijgen zal ik beschrijven in een volgende blog.

Schilder's Nieuws- en advertentieblad  07-03-1968
Al vrij spoedig had onze afdeling enkele tientallen leden. Die leden wilden natuurlijk ook wel iets terug voor hun lidmaatschap en dat kregen ze ook. We organiseerden, gemiddeld één maal per maand een soort politiek café, door ons contact-bijeenkomsten genoemd. Meestal werden die bijeenkomsten gehouden in The Old Besi Inn op de Vischmarkt in Harderwijk.

In samenwerking met de VVD afdelingen in onze regio organiseerden we lezingen over actuele politieke onderwerpen. Wij, de jongeren, namen daarvoor in een aantal gevallen het voortouw en de VVD liftte dankbaar met ons mee. Het gebeurde ook wel eens andersom en in ieder geval kregen we van de VVD vaak wel de hoogst noodzakelijke financiële ondersteuning.

Onze eerste bijeenkomst werd reeds binnen een maand na de oprichting gehouden. Het betrof een causerie over het onderwerp "NATO en ontwapening", die op 5 april 1967 werd gehouden in een zaaltje van de Rooms-Katholieke kerk aan de Van Maerlantlaan. Een dergelijk onderwerp mocht zich in de hoogtijdagen van de koude oorlog in een grote belangstelling verheugen, zeker in een garnizoensstad als Harderwijk.


Schilder's Nieuws- en advertentieblad 03-04-1967
Er was in die periode, eind jaren zestig, meer ruimte voor de boodschap van de niet-confessionele partijen dan daarvoor. Dat gold inmiddels ook in veel van de regio's waar die partijen decennia lang nauwelijks concurrentie hadden ondervonden van partijen, waarvoor een bepaalde religieuze overtuiging niet de basis vormde. Het was een duidelijk teken dat de ontzuiling van onze samenleving op gang was gekomen.



Schilder's Nieuws- en advertentieblad
14-03-1968
Het feit dat we onze bijeenkomsten vrijwel uitsluitend in Harderwijk organiseerden veroorzaakte al vrij spoedig onvrede in de andere woonplaatsen, die tot onze afdeling behoorden.
Het leidde er toe dat op 4 maart 1968, dus een jaar na de opichting van onze afdeling, reeds een nieuwe afdeling van de JOVD ontstond voor de plaatsen Ermelo, Putten en Nijkerk.

Ik kan mij niet meer herinneren of Peter Overdijk, die in het krantenbericht wordt genoemd als penningmeester van het voorlopige bestuur ook familie was van Joke Overdijk, die in ons voorlopig bestuur 2e secretaris was. Zij woonden toen wel allebei in Putten, dus wellicht waren het broer en zus.

Ik weet niet ook niet hoe het verder is gegaan met deze afdeling; wel zag ik dat in 1981 een (her)oprichting heeft plaatsgevonden in Ermelo van de JOVD, afdeling NW-Veluwe, maar als ik het goed heb begrepen was dit initiatief een kort leven beschoren.
.
Het voortbestaan van dergelijke politieke jongerenorganisaties is vaak afhankelijk van het enthousiasme van een kleine groep jongeren. Zo gauw zij stoppen vanwege carrière en gezin gaat de afdeling ten onder.

Schilder's Nieuws- en advertentieblad  21-03-1968


Een politiek "incident"

In maart 1968 werd in het Schildertje een brief gepubliceerd die ik, in overleg met Albert Panhuyzen en buurman Daansen, had opgesteld.

Het betrof een reactie op een artikel in het januarinummer van het landelijke orgaan van de JOVD, "de Driemaster". Hierin werd op ironische wijze het apartheidsregime in Zuid Afrika onder vuur genomen. Het artikel ademde, als ik het mij goed herinner, meer de geest van D'66 dan die van de VVD.

De inhoud was de afdeling Ermelo van de CHJO in het verkeerde keelgat geschoten en had geleid tot een redactionele aanval op de JOVD. Voor mijn jongere lezers vermeld ik nog dat de CHJO de Christelijk Historische Jongeren Organisatie was. Deze was verbonden met de CHU (Christelijk Historische Unie), een van de drie confessionele partijen, die in de jaren zeventig fuseerden tot het CDA.

De inhoud van de brief spreekt voor zich en is hiernaast te lezen. Het was, voor zover ik mij herinner, het enige politieke "incident" waar ik ooit bij betrokken ben geweest.

VVD kopstukken

Tot de liberale voormannen die we, samen met de VVD, in de late jaren zestig voor een lezing naar onze regio wisten te halen behoorden:

Cornelis ("Cees") Berkhouwer (1919-1992); hij was in de tweede-kamer-fractie van de VVD woordvoerder justitie en later buitenlandse zaken. Hij was een groot voorstander van Europese samenwerking en is, na zijn vertrek uit de tweede kamer een aantal jaren voorzitter geweest van het Europees parlement. Toen ik hem belde om hem te vragen of hij bij ons wilde komen spreken was ik behoorlijk gespannen. Het was de eerste keer dat ik zo iets deed en ik vroeg mij af of ik geen hoongelach als reactie zou krijgen. Maar de heer Berkhouwer was allervriendelijkst en stelde voor meteen een datum te prikken voor zijn optreden in Harderwijk.

Schilder's Nieuws- en advertentieblad  04-04-1968
Hendrik ("Henk") Johan Lubert Vonhoff  (1931-2010); hij was indertijd defensiewoordvoerder binnen de tweede kamer fractie van de VVD en later staatssecretaris van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk (CRM), burgemeester van Utrecht en commissaris van de koningin in Groningen.

Vonhoff gaf zijn lezing "Storm op zee of in een glas water" op 18 maart 1968 in Nunspeet en dat was toen een soort thuiswedstrijd voor hem. Zijn ouders waren, na de pensionering van zijn vader, naar Nunspeet verhuisd en stonden daar aan de basis van de, toen net nieuw opgerichte, lokale VVD afdeling.

De moeder van de heer Vonhoff was in die tijd een van de initiatiefneemsters van de nieuw opgerichte vrouwenafdeling NW-Veluwe van de VVD. Dit initiatief paste uitstekend in het tijdsbeeld van de late jaren zestig en de jaren zeventig, waarin de vrouwenemancipatie een aantal belangrijke impulsen kreeg.

Frederik ("Frits") Portheine (1923-1990); hij was een gedegen financieel-economisch specialist. Hij was o.m. lid van de Tweede-Kamer-fractie van de VVD en woordvoerder economische zaken, (kern)energiebeleid en midden- en kleinbedrijf . Hij hield zijn lezing in Ermelo. Het onderwerp en de spreker spraken mij totaal niet aan met als gevolg dat ik me van die lezing weinig of niets meer kan herinneren.

Schilder's Nieuws- en advertentieblad  13-06-1968
Willem Jacob ("Molly") Geertsema (1918-1991).
De heer Geertsema was in die tijd vice-voorzitter van de tweede kamer fractie van de VVD. Hij combineerde het (vice) fractievoorzitterschap met de functie van burgemeester te Wassenaar.
Later was hij nog minister van binnenlandse zaken en commissaris van de koningin in Gelderland.
Geertsema behoorde, in tegenstelling tot wat zijn geaffecteerde accent deed vermoeden, tot de linkervleugel binnen de VVD. Hij was een verklaard voorstander van samenwerking met de PvdA en was een van de eerste politici die opkwamen voor de rechten van homoseksuelen in de samenleving.

Hij kwam samen met zijn vrouw naar Harderwijk en we aten, voorafgaande aan zijn lezing, samen met hen in "De Coninckskelder". Dat was in die tijd een soort bistro, gevestigd in de Vijhestraat, waar je onder meer, flink doorbakken, biefstuk met champignons en kruidenboter kon eten en dat vormde toen zo ongeveer het toppunt van het culinaire kunnen in Harderwijk...

Geen telefoon in Vierhouten

Het echtpaar Geertsema leerde ik die avond kennen als bijzonder aangename mensen. Het bleek dat ze hun weekends geregeld doorbrachten in een houten groepsverblijf van de scouting op de Vierhoutense heide. Als de scouts het niet nodig hadden mocht de familie Geertsema het gebruiken. Ik ben daar later, samen met Albert Panhuyzen, nog een keer bij hen op bezoek geweest.
Het huis lag aan het eind van een zandpad en had een zeer primitieve inrichting. De Geertsema's vonden dat prachtig. Het mooiste vonden ze dat ze er niet gestoord konden worden en dat ze daar de hectiek van de Haagse politiek even konden ontvluchten. Er was geen telefoon in dat huis en mobiele telefoon en internet bestonden nog niet. Ze waren er kortom onbereikbaar.

Ik vroeg toen aan de heer Geertsema hoe dat dan moest in geval van een plotselinge crisissituatie.
"Daar hebben we natuurlijk wel aan gedacht", antwoordde hij.
"En we hebben er het volgende op gevonden. Als we op vrijdagmiddag of zaterdagmorgen hier naar toe gaan. geef ik het telefoonnummer van de beheerder van het postagentschap in Vierhouten aan mijn secretaresse of, als zij zelf ook weg is, aan een van mijn andere naaste medewerkers. Als er dan echt stront aan de knikker is in Den Haag, bellen ze dat nummer. De postmeester, waar we ons altijd even melden als we hier het weekend zijn, stapt dan op zijn motorfiets en komt hier naar toe. Ik stap dan bij hem achterop om in zijn kantoortje te bellen en wandel dan na afloop van mijn telefonade terug. En als het echt moet, rijden we eerder dan gepland terug naar het westen. In de paar jaar die we hier nu geregeld komen is dat gelukkig pas een keer nodig geweest".

Tijdens dat bezoek aan Vierhouten, probeerde de heer Geertsema mij ook uit te leggen waarom hij zo gefascineerd was door cricket. Ik denk dat hij een van de weinige Nederlanders was die de geheimen van deze zo Britse sport wist te doorgronden. Maar hij had dan ook in zijn gedrag veel weg van een echte ouderwetse gentleman.
Vele jaren later hoorde ik van een nichtje van mij, die verpleegkundige was, dat zij toevalligerwijze de heer Geertsema in zijn laatste levensfase heeft verzorgd. Ze noemde hem een echte heer en een buitengewoon vriendelijk en bijzonder mens. Daar valt, wat mij betreft, niets op af te dingen.

De VVD

In 1968 werd ik naast JOVD lid ook lid van de VVD. Het liberale gedachtegoed werd volgens de VVD geschreven met drie V's. Die stonden voor Verdraagzaamheid, Vrijheid en Verantwoordelijkheid en dat waren begrippen, waar ik mij uitgesproken door aangetrokken voelde.

Schilder's Nieuws- en advertentieblad 10-6-1970
Ik had toen ook kunnen kiezen voor het lidmaatschap van D'66 maar die partij stond in Harderwijk nog niet op de kaart.
Ik werd in dat jaar 21 en vanaf die leeftijd kon je lid worden van een "grote mensen partij".
Ik bezocht in de twee jaren daarna trouw de bijeenkomsten die de afdeling Harderwijk organiseerde. Die bijeenkomsten vonden vrijwel altijd plaats bij hotel Baars.

Het nieuwe bestuur van de VVD in 1969
Schilder's Nieuws- en advertentieblad  01-05-1969
De Harderwijkse medeleden, waarmee ik in die tijd het meest contact had waren, naast afdelingsvoorzitter (tot medio 1969) en buurman Barend Daansen:

Jan Smit, de directeur/eigenaar van het gelijknamige touringcar bedrijf en van de Harderwijkse Citroen garage.

Jan van Bijsteren van de gelijknamige palingrokerij aan de boulevard en van de viskraam op de Markt.
Ik kocht wel eens paling bij de rokerij van Jan. Als er verder geen klanten waren zei Jan dan:
"Kom maar even mee naar achteren want deze palingen hier zijn eigenlijk meer voor de toeristen". In de rokerij hingen de mooiste palingen, nog half warm in de rookkanalen. "Deze moet je hebben", zei Jan dan, "proef maar". Hij haalde dan een paar van die palingen van de rooklijn en die aten we dan uit het vuistje op. Dat waren natuurlijk de lekkerste palingen die je kon krijgen.

Generaal-Majoor G.H. ("Bob") Christan,
De eerste vermelding in het Schildertje van Christan in de omgeving Harderwijk, is als kolonel en commandant legerplaats Ermelo ( 28/03/1958); in de krant van 12/07/1963 wordt hij voor het eerst genoemd als generaal-majoor en commandant van de vierde divisie van de Koninklijke Landmacht.

Met hem heb ik eens een indringende discussie gehad over mijn standpunt inzake kernwapens. Ik was het in die tijd op vrijwel alle punten eens met de standpunten van de VVD maar niet op dat ten aanzien van de nucleaire bewapening. Vanaf het moment dat ik begreep wat kernwapens konden aanrichten, heb ik ze altijd beschouwd als de meest verwerpelijke uitvinding die de mens ooit heeft gedaan en ik was onder geen voorwaarde bereid dat standpunt te herzien.
Tijdens de discussie memoreerde de heer Christan het feit dat vele Nederlanders die destijds in de Jappenkampen waren geïnterneerd, bijzonder blij waren met de bespoediging van het einde van de Tweede Wereldoorlog, dankzij de Amerikaanse atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Voor het standpunt van die mensen had en heb ik alle begrip.
Maar voor het overige bleef ik vasthouden aan mijn mening dat het bezit van en daarmee de bereidheid tot het inzetten van nucleaire wapens in een conflict onaanvaardbaar was. Christan stelde toen dat dit standpunt weliswaar afweek van het officiële partijstandpunt van de VVD maar dat er voor een dergelijke principiële houding ruimte moest bestaan binnen de partij. Daarmee was deze discussie ten einde en dronken we samen nog een glaasje bier.

Na zijn pensionering is de heer Christan nog jaren bestuurslid geweest van de plaatselijke afdeling van de VVD.  Daarnaast was hij tussen 1970 en 1978 wethouder met de portefeuilles Financiën, Onderwijs, Cultuur, Recreatie en Personeelszaken ( later ook Sportzaken).
In de Harderwijkse raad trokken de VVD en de PvdA vaak samen op als tegenwicht voor de confessionele partijen. En daarmee deden ze, op gemeentelijk niveau, hetzelfde dat de heer Geertsema indertijd al bepleitte in de landelijke politiek.

De nieuwe gemeenteraad in 1970 bestond uit 20 mannen en 1 vrouw. Op deze foto het kakelverse college van B&W: v.l.n.r. de heer P. van Kalsbeek, mevr. Mr. H.A. Strijd-Groenewegen, burgemeester G.J. Numan, secretaris S. Sikkes, de heer D. Klaasen (aan het woord) en de heer Christan (dus uiterst rechts).
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 31-08-1970

Schilder's Nieuws- en advertentieblad 22-10-1998
De heer Christan was jaren lang actief in verschillende besturen. Zo werd hij in 1974 lid van de stichtingsraad van Het Gelders Orkest. In de jaren '90 was hij o.m. voorzitter van de Vereniging tot Wering van de Bedelarij (door Werkverschaffing), de oudste instelling op het gebied van maatschappelijk werk in Harderwijk die werd opgericht in 1850.
In die hoedanigheid gaf hij 3 schilderijen in bruikleen aan het Veluws Museum.

In 1998 werd aan hem het eerste exemplaar van het standaardwerk "De Geschiedenis van Harderwijk" (eindred. J. Folkerts) overhandigd.

Ik heb hem voor het laatst gesproken in 1994, bij de uitvaartplechtigheid van mijn moeder. Ik herinner mij hem als een kleine en bescheiden man met een groot verstand en een innemende persoonlijkheid.

Gemeenteraadsverkiezingen

Daar stond ik dan als laatste op de lijst!!
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 12-03-1970
Zoals boven al te lezen viel, werden in het voorjaar van 1970 gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Voorafgaand daaraan moesten de partijen die meededen een lijst met kandidaten inleveren. Die lijsten werden tijdens een afdelingsvergadering opgesteld. Zo ook bij onze plaatselijke VVD afdeling.

Ik was er toen natuurlijk erg trots op, dat mijn naam prijkte op de kandidatenlijst. Ik was tenslotte pas 23 jaar. Het is echter uiteindelijk niet zo ver gekomen, want kort daarna ben ik uit Harderwijk vertrokken en mijn plaats op de lijst werd ingenomen door  Mr. H.C. Vos, die zich niet meer verkiesbaar had gesteld maar nu als lijstduwer fungeerde.

Het hoe en waarom van mijn vertrek zal ik behandelen in een blog die nog in het verschiet ligt.

Hierna ben ik niet meer actief geweest in de politiek.
Had mijn leven anders gelopen, als ik in Harderwijk was gebleven? Had ik dan wellicht een loopbaan in de politiek gehad? Niemand zal het weten...


Het is aardig om te zien dat in de advertentie de beroepen werden vermeld
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 21-5-1970

Opmerkelijk is dat ook de adressen werden vermeld,
dus toen geen privacy- of veiligheidsoverwegingen...
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 21-5-1970

Wel kan ik vast verklappen dat mijn politieke standpunten vanaf de jaren zeventig, tot vreugde van mijn ouders, zijn opgeschoven naar een meer linkse plek binnen het politieke spectrum en dat ik mijn lidmaatschap van zowel de VVD als de JOVD in januari 1971 beëindigde.








Ik kan mij absoluut niet meer herinneren hoe het verder is gegaan met "onze" afdeling van de JOVD , na de beëindiging van het lidmaatschap en na mijn vertrek uit Harderwijk. Waarschijnlijk heb ik dit op afstand nauwelijks meer kunnen volgen.


Naar ik van de website van de JOVD heb begrepen, is de dichtstbijzijnde afdeling van de JOVD momenteel die van Zwolle.....

woensdag 13 november 2013

Harderwijk-Driebergen

De opleiding aan het Instituut Voor de Autohandel (IVA), waar ik in september 1965 aan begon, duurde 2 jaar. Er zaten in die tijd alleen maar jongens, waarvan een deel in het internaat woonde, dat bij de school hoorde. Ook waren er jongens die in een particulier pension in Driebergen woonden. En er was een deel van de leerlingen, die op en neer reisde tussen hun ouderlijk huis en de school. Tot die laatste categorie behoorde ik.

Er was in mijn tijd op het IVA een leerling die in zo'n auto reed
Een groot deel van de leerlingen beschikte over een eigen auto. Veel van de ouders hadden een eigen bedrijf; in de meeste gevallen was dat een garage. Het was de bedoeling dat de zoon, die op het IVA zat, dat bedrijf op termijn zou overnemen. En veel van de ouders zaten zo goed in de slappe was, dat ze het zich konden veroorloven om hun zoon een auto ter beschikking te stellen. En dat waren niet alleen maar Citroen 2CV's , Austin of Morris Mini's en Fiatjes 600 maar in sommige gevallen zelfs Alfa Romeo's, MG's of Volvo's. En er was zelfs een leerling die reed in een enorme Jaguar Mark Ten Saloon.

Voor mij was dat echter niet weggelegd en ik kon er, eerlijk gezegd, niet mee zitten want ik heb mij altijd gerealiseerd dat de kosten voor deze opleiding een flinke financiële aderlating betekenden voor mijn ouders. Ik behoorde tot de relatief kleine groep van leerlingen, die op en neer pendelde per openbaar vervoer.

Coll. Peter Offerman


Altijd op tijd...

Om op tijd op school te zijn, moest ik s'morgens al om ongeveer 6 uur opstaan. In de zomer ging dat wel maar s'winters viel dat niet altijd mee. Ik ging dan, na het ontbijt, met de fiets naar het station en nam daar de trein naar Amersfoort. Ik kan mij niet herinneren dat die trein toen ooit vertraging heeft gehad. Als er in de winter een wissel was bevroren, werd deze door een lokale NS-medewerker met een petroleum of benzine brander tijdig ontdooid. Elektronica kwam er in die tijd nog niet aan te pas. Ik realiseer me de laatste tijd steeds vaker dat vooruitgang in bepaalde opzichten nogal betrekkelijk is.

Rechts een Leyland 4710- bus van NBM, een zgn Bolramer streekbus
voor het station van Hilversum in de jaren'60
Bron: website Langs de rails www.nicospilt.com
Vanaf Amersfoort ging de reis verder met een (destijds) olijfgroene bus van de NBM, de Nederlandse Buurtspoorweg Maatschappij. De NBM gevestigd te Zeist, was van 1900 tot 1973 een Nederlands vervoerbedrijf dat tram- en lokaalspoorwegen en later, onder de naam Nederlandse Buurtvervoer Maatschappij, buslijnen exploiteerde in de provincies Noord-Holland, Utrecht en Gelderland. Het was een collega-maatschappij van de VAD (Veluwse Autobus Dienst).
Ik nam altijd buslijn 56, deze reed via Soesterberg, Huis ter Heide en Zeist naar Driebergen en ook hier kwamen vertragingen vrijwel nooit voor.

De NBM Dienstregeling 1966 is hier te lezen; de route van buslijn 56 staat hier op internet en de oude "bolramer" streekbus is in dit filmpje rijdend te zien.

Op een keer na

Weer of geen weer, de bus reed ook over spiegelgladde wegen en bij dichte mist. Ik ben slechts eenmaal te laat op school gekomen. Dat kwam omdat de bus in de buurt van Zeist in een flauwe bocht van de weg gleed en tegen een boom belandde. Daarbij braken diverse zijruiten en een van de medepassagiers raakte licht gewond door rondvliegende glasscherven. De chauffeur verbond het slachtoffer met behulp van de verbanddoos die aan boord was en waarschuwde via de mobilofoon de NBM-dienstleider. Deze alarmeerde de politie, die even later poolshoogte kwam nemen en al snel weer vertrok. Ongeveer 20 minuten later arriveerden een takelwagen en een vervangende bus, waarin we overstapten om onze reis te vervolgen over de nog steeds spiegelgladde weg. Ik meen dat ik door dit incident toen een half uur te laat op school was. Dat was die dag uiteraard ook het geval met veel leerlingen die met hun eigen auto naar school kwamen. Maar het geheel uitvallen van bus en/of treindiensten als gevolg van weersomstandigheden heb ik in mijn IVA tijd niet meegemaakt.

Harderwijkers

In de twee jaar die ik op het IVA zat, waren er nog drie andere leerlingen, die in Harderwijk woonden. Dat waren Bart van Hove, Erik Schilderman en Wim den Herder.

Wim de Herder had een Fiat 850 Coupé
Wim den Herder was een zoon van een van de broers die de toeristische bedrijven aan de Harderwijkse boulevard en de rondvaartboten exploiteerden. Hij begon in september 1966 aan zijn opleiding maar hield het na drie maanden alweer voor gezien. Hij woonde vlak bij mij en had van zijn ouders een fonkelnieuwe Fiat 850 Coupé gehad, waarmee hij op en neer reed. Gedurende die drie maanden reed ik iedere dag met hem mee.
Wim heeft later in de bedrijven van zijn vader en zijn oom gewerkt, laatstelijk (vanaf 1984) als directeur van het Recreatiestrand in Harderwijk. Hij is helaas in 1985 veel te jong overleden; hij was pas 37 jaar oud...

Eric Schilderman was de zoon van een toenmalige Harderwijkse gemeenteambtenaar en woonde, als ik het mij goed herinner tijdens zijn IVA tijd in een Driebergs pension. Later zijn Erik en ik nog een tijdje collega's geweest maar daarop kom ik terug in een latere blog (Van Smeerkuil tot showroom).
Bart van Hove zat in zijn tweede jaar toen ik in mijn eerste zat. Hij heeft maar enkele jaren in Harderwijk gewoond en reed in dat eerste IVA jaar van mij ook met het openbaar vervoer op en neer. Hij was dus in dat jaar mijn reismaatje. Hij is te zien op een foto in mijn eerdere blog Jan de Groot en ik van 31 oktober 2003. Ik werkte in de vakanties bij het Esso-station aan de Hoofdweg en hij was al van school af omdat hij een jaar hoger zat en kwam af en toe zijn auto voltanken. Bart kwam oorspronkelijk uit Amstelveen en is daar later ook weer gaan wonen.

Rijbewijs

Een voorwaarde, die het IVA stelde aan een ieder die in aanmerking wilde komen voor het einddiploma van de opleiding, was het bezit van een geldig rijbewijs. 

Schilder's Nieuws- en advertentieblad 06-03-1964
Ik was reeds in maart 1965 begonnen met rijlessen, die door mijn ouders werden betaald, bij de Harderwijkse autorijschool van de heer Maas van den Brink. Ik kreeg geen rijles van Van den Brink zelf maar van zijn schoonzoon, de heer E. (van Erik?) Landwaard.
De theorieavonden werden wel door Maas van den Brink zelf gegeven. Hij was een bijzonder kleurrijke figuur figuur die ook in de toenmalige Harderwijkse politiek een rol speelde. Zo zat hij jarenlang voor de Boerenpartij, jawel, die van boer Koekoek, in de Harderwijkse gemeenteraad en ook gedurende een zittingsperiode in de provinciale staten van Gelderland.


Illustratie uit de brochure van de Ford Taunus 17 M, model 1961 t/m 1964

De lessen werden gegeven in een Ford Taunus 17M met slechts drie versnellingen. Die versie van de 17M werd vanwege zijn vormgeving in de volksmond wel "de badkuip" genoemd.

Toen ik daar voor het eerst in weg reed, had ik het gevoel dat ik "het kunstje van het autorijden" nooit zou leren; veel van mijn lezers zullen dat enigszins desperate gevoel, na hun allereerste rijles, ongetwijfeld herkennen.




Hotel Wilhelmina, waar de rijexamens werden afgenomen
Kort voor het begin van mijn eerste schooljaar op het IVA, deed ik voor de eerste keer rij examen. Daarvoor moest ik mij melden in hotel Wilhelmina, tegenover het station van Harderwijk, waar toen altijd de rijexamens werden afgenomen. Ik had die dag eigenlijk in bed moeten blijven want ik was geveld door een soort zomergriep en had een temperatuur van 39.5. Het was dan ook geen wonder dat ik tijdens het examen sommige dingen dubbel zag en andere dingen juist helemaal niet maar ik vond het zonde van het examengeld om het niet toch te proberen.

In oktober mocht ik het nogmaals proberen; ik kreeg daarvoor een vrije dag van school. Omdat ik de eerste keer, ondanks de koorts, wel was geslaagd voor het theoretische deel van het examen, hoefde ik alleen de praktijk over te doen en dat was toen geen probleem meer. Mijn rijbewijs ontving ik in november 1965, deze maand dus 48 jaar geleden.

Coll. Peter Offerman

Twee linker handen

Gelukkig was het overgrote deel van de lessen op het IVA gewijd aan de theoretische kennis, die nodig was om uiteindelijk als zelfstandige ondernemer een autobedrijf te kunnen leiden. Zo waren er de technische vakken over de werking van de diverse onderdelen, waaruit een auto is opgebouwd maar ook vakken als Bedrijfskunde, Verkooptechniek, Wetskennis en Diagnostiek. Bij dit laatste vak leerden we het stellen van de diagnoses van complexe technische defecten. Simpele zaken als een lekke band of een lege accu bleven daarbij natuurlijk buiten beschouwing.
Voorts waren er twee vakken waar ik in mijn latere leven veel profijt van heb gehad; Technisch Engels en het vak Lezingen. Daarbij werden richtlijnen gegeven voor het samenstellen en de opbouw van lezingen. En iedere leerling moest in de loop van de opleiding ook zelf enkele lezingen samenstellen en voordragen.
Tenslotte hadden we iedere week een halve dag praktijkles in de werkplaats van de school. Dat was voor mij een ware bezoeking want, zoals ik in een eerdere blog reeds heb gemeld, ik had en heb twee linker handen. Zelfs met de eenvoudigste werkzaamheden had ik moeite. Vooral de elektrische installatie bleef voor mij veel geheimen houden en dat in een tijd, waarin ingewikkelde elektronische systemen in auto's nog verre toekomstmuziek waren. Maar met veel geluk en de nodige coulance van mijn praktijkleraren slaagde ik er toch in, om de praktijklessen na ieder trimester af te ronden met een mager zesje op mijn rapport.
In deze opsomming ontbreken de vakken Public Relations en Marketing. Die vakken waren toen nog veel minder belangrijk dan ze later zijn geworden. Ze waren min of meer ingebed in de vakken Bedrijfskunde en Verkooptechniek.

Reis- en schoolvrienden

Tijdens mijn trein- en busreizen verkeerde ik op de meeste dagen in vast gezelschap. Het eerste jaar waren dat de hiervoor genoemde Bart van Hove en enkele beroeps-onderofficieren, die in Harderwijk woonden maar hun werk hadden in een van de Amersfoortse kazernes. En in de bus naar Driebergen verkeerden we vaak in gezelschap van enkele secretaresses, die in Zeist werkzaam waren. Die reisgenoten ontmoette ik opnieuw in mijn tweede jaar, na de kerstvakantie, omdat Wim den Herder reeds na drie maanden was gestopt met zijn IVA opleiding en ik dus opnieuw met het openbaar vervoer moest gaan reizen.
Soms zaten er in de bus ook twee Hongaarse jongetjes van een jaar of 7 à 8 oud, die naar de Internationale School in Soesterberg gingen. Ze werden door hun vader naar de bus gebracht en reisden dan alleen verder. Met hun vader spraken ze Hongaars, met ons Nederlands en met hun klasgenootjes Engels.

Mijn eerste leerjaar aan de IVA
Coll. Peter Offerman
Hoewel dit een blog is met het accent op Harderwijk moet ik toch nog twee niet Harderwijkse schoolvrienden noemen, omdat ze voor mij een bijzondere rol speelden.
In de eerste plaats is dat Ad Theijsmeijer met wie ik, bijna vijftig jaar later, nog steeds bevriend ben. Ik zou over onze gezamenlijke belevenissen een aparte serie blogs kunnen schrijven.
Daarnaast wil ik Wim Oude Weernink nog vermelden. Samen met hem zat ik in de redactie van het blad van de leerlingenvereniging, de LIVA Post. Daar heb ik mijn eerste schreden gezet op het gebied van geschreven redactionele teksten.

Samen met Wim heb ik in oktober 1967, enkele maanden na de voltooiing van onze opleiding, mijn eerste reis naar Londen gemaakt. We gingen er per vliegtuig naar toe en bezochten daar toen de London Motor Show, die werd gehouden in het expositie-paviljoen van "Earls Court". Het was in de tijd dat de Engelse auto industrie nog een vooraanstaande rol speelde; Engeland was, na de Verenigde Staten, toen het tweede auto producerende land ter wereld. Over onze reis naar Londen heeft Wim  in juli 2008 een column geschreven.
Wim is later een gerespecteerd autojournalist geworden en hij is nog steeds geregeld te horen en te zien op radio en tv. Hij is ook de auteur van twee standaardwerken over de geschiedenis van de merken Spyker en Lancia. Voorts was hij jurylid van het Concours d'élegance, dat geregeld wordt gehouden in de tuinen van paleis Het Loo.
Daar staan inmiddels dan vaak auto's bij, die, toen ik in Driebergen op school zat net nieuw op de markt waren verschenen en die inmiddels de status van klassieker hebben bereikt....

dinsdag 5 november 2013

Het einde van mijn middelbare schooltijd

De tijd die ik op het Christelijk Lyceum Harderwijk (CLH) heb doorgebracht werd gekenmerkt door ups en downs. Over leraren, medeleerlingen en schoolvrienden heb ik in vorige blogs reeds geschreven.
Mijn middelbare schooltijd viel zo ongeveer samen met het hoogtepunt van de koude oorlog tussen de Verenigde Staten en haar bondgenoten enerzijds en de Sovjet Unie met de overige Warschaupact landen anderzijds. Het was mede daardoor een tijd waarin mijn belangstelling voor de wereldpolitiek sterk toenam. Wij lazen thuis het Algemeen Handelsblad, na een fusie NRC/Handelsblad geheten, en ik besteedde in de loop van mijn HBS periode steeds meer tijd aan het spellen van de krant.
Bij nader inzien moet ik toegeven dat ik mijn prioriteiten niet altijd goed stelde want als ik uitgebreid de krant las en ook nog leuke dingen met mijn vrienden deed, bleef er te weinig tijd over om te studeren en mijn huiswerk te maken.

Verkiezingen

De politiek deed, op miniatuurschaal, ook eenmaal per jaar van zich spreken in schoolverband.
Er waren dan verkiezingen voor een nieuw bestuur van de leerlingenvereniging, Utile Dulce (UD).

Flinke opkomst voor de verkiezingstoespraken op het plein van onze school
Coll. P. Offerman

Die verkiezingen werden, net als in de grote politiek, voorafgegaan door een campagne van de diverse kandidaten voor het voorzitterschap.
Kandidaat-voorzitter en klasgenoot Jan Jaap Molemaker,
stoer uitgerust met hoge hoed en pijp...
Coll. P. Offerman
Elke kandidaat had ook een echt verkiezingsprogramma en probeerde natuurlijk zo opvallend mogelijk aan de weg te timmeren.

Meestal deden die verkiezingen me niet veel; ik was niet echt actief in verenigingsverband. Maar toen mijn klasgenoot Jan Jaap Molemaker een keer een gooi deed naar het voorzitterschap, had hij mijn volle steun. Ik weet helaas niet meer in welk jaar dat was (ik denk dat het in 1962 of 1963 was) en of hij toen inderdaad de verkiezing heeft gewonnen.

Naar Delfzijl

Schoolreisjes werden in de eerste drie klassen van het CLH in de jaren zestig niet gemaakt. Pas in de hoogste klassen werd er af en toe een uitstapje georganiseerd.
Mijn vriend Jan de Groot doorliep de school sneller dan ik. In 1964, toen hij in de vierde klas van de HBS-b zat, organiseerde zijn scheikundeleraar, Ir. De Jonge een  tweedaagse excursie naar de sodafabriek bij Delfzijl ( Ir. De Jonge overleed enkele maanden daarna).

Het was soms lastig  om de bochten te nemen
op de smalle wegen en bruggetjes in de Groningse dorpen
Coll. P. Offerman
Er waren enige tijd voor de dag van vertrek nog plaatsen over in de bus, die konden worden ingenomen door belangstellende uit andere klassen. Ik heb mij daar toen voor aangemeld.

En zo vertrokken wij op zekere dag naar het hoge noorden voor het enige schoolreisje in mijn HBS tijd.

De reis werd gemaakt met een touringcar van de Harderwijkse busonderneming Smit, die later ook het automerk Citroën in Harderwijk vertegenwoordigde.


De sodafabriek in 1964 met  rechts een binnenvaartschip
en midden een trein met bolvormige gashouders (o.i.d.)
Coll. P. Offerman


De sodafabriek in Farmsum bij Delfzijl werd in 1954 gebouwd, kwam in 1957 in productie en werd op 6 juni 1958 geopend door koningin Juliana. De opening is te zien op een oud filmpje van het Polygoon-journaal op GAVA, Gronings Audio-Visueel  Archief (ook via archieven.nl)

Het was een van de modernste en grootste fabrieken in zijn soort ter wereld. Ik vond de uitleg van het productieproces en de daaropvolgende rondleiding door de fabriek een indrukwekkende ervaring...

De sodafabriek met Ir. de Jonge op de voorgrond
Coll. P. Offerman
Deze sodafabriek was de eerste fabriek van het huidige chemiepark bij Delfzijl. In 1958 kocht de voorloper van Akzo Nobel, de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie, de overige participanten uit. In 1998 werd de fabriek verkocht aan het Engelse Brummer Mond, dat weer werd overgenomen door het Indiase Tata Chemicals Europe. In 2009 werd de soda-productie in Delfzijl gestaakt en kwamen 120 mensen op straat te staan. De fabriek is daarna steeds verder in verval geraakt. In het voorjaar van 2013 werd een begin gemaakt met de sloop van de gebouwen en installaties van de sodafabriek en mijn foto's zijn dus van inmiddels echt vergane glorie.

Tijdens het schoolreisje hebben we gegeten en overnacht in de unieke drijvende jeugdherberg P.A. Koerts. Deze jeugdherberg was gevestigd op een oud zeilschip, dat in de haven van Delfzijl lag.
Pieter Albert Koerts was, zoals veel Groningers, naar Kalamazoo in Michigan, USA geëmigreerd en bouwde daar een goedlopend schildersbedrijf op. In 1953 besloot hij nog eenmaal zijn geboorteplaats te bezoeken maar voordat hij in Groningen aankwam, overleed hij plotseling in een hotel in Amsterdam.
Ter nagedachtenis aan zijn vader schonk zijn zoon een bedrag aan Delfzijl waarmee een driemast-bark werd aangekocht voor de vestiging van de lokale jeugdherberg. Het zeilschip heeft van 1956 tot 1964, dus uiteindelijk maar 9 jaar lang, dienst gedaan als jeugdherberg, totdat het te duur werd.
Het, in 1919 gebouwde, schip werd toen aan Duitsland verkocht en kreeg haar vroegere naam Seute Deern (= zoete meid) terug

De drijvende jeugdherberg driemast-bark P. A. Koerts in de toenmalige loodsbotenhaven van Delfzijl.
Erachter staat de vuurtoren, die in 1949 werd gebouwd (afgebroken in 1981), nadat de eerste vuurtoren uit 1888 in 1940 werd verwoest.
Foto Coll. P. Offerman

De mast en de "val-gevaarlijke" tuigage
Coll. P. Offerman
Toen wij er waren, was het duidelijk dat er sprake was van achterstallig onderhoud. Ik meen mij namelijk te herinneren dat de beheerder ons waarschuwde, dat we een deel van het dek niet moesten betreden, omdat er gevaar bestond dat delen van de tuigage naar beneden zouden vallen.
Toendertijd werd er nog niets afgezet, dat was eigen verantwoordelijkheid...

Achteraf gezien ben ik daar dus geweest in het laatste jaar, waarin het schip nog als jeugdherberg werd gebruikt.


Van Jan herinner ik me dat hij ook nog een schoolreisje van enkele dagen heeft gemaakt naar het Duitse Harzgebergte. Daar kregen de deelnemers onder meer een excursie langs het "ijzeren gordijn", de grens met de Duitse Democratische Republiek. Die excursie werd georganiseerd door de Westduitse "Bundes Grenzschutz", vertelde Jan na thuiskomst. Zoals ik hiervoor reeds heb geschreven, het waren de hoogtijdagen van de koude oorlog, met alle felgekleurde propaganda van dien, en ik kon mij toen levendig voorstellen dat zo'n tocht langs de grens met "het kwaad" een uiterst spannende aangelegenheid moest zijn.

Liever geen Duits

Ik was, naar mijn eigen mening, niet echt een ijverige leerling met uitzondering van de vakken die ik echt leuk vond. Mijn top 5 zag er als volgt uit:
Op een gedeelde eerste en tweede plaats kwamen staatsinrichting en geschiedenis. De derde plaats werd ingenomen door aardrijkskunde, de vierde door Engels en de vijfde door natuurkunde.
Aan Duits had ik een uitgesproken hekel maar ik was daarin ietwat vooringenomen want ik werd nogal beïnvloed door mijn vader, die sinds de oorlog een uitgesproken anti-Duitse instelling had. Zo vond hij het onbegrijpelijk, toen zijn beste vriend, die ternauwernood en met ernstige blijvende gezondheidsproblemen de concentratiekampen in Amersfoort, Vught en Mauthausen had overleefd, een Volkswagen aanschafte. Hij kon er overigens, als gevolg van die gezondheidsproblemen zelf niet in rijden; hij werd gereden door zijn echtgenote.
De houding van mijn vader was begrijpelijk want de Duitse bezetting was toen nog geen 20 jaar voorbij en de geestelijke wonden, die daardoor waren veroorzaakt, waren nog niet geheeld. Ik vond het toen vooral wel gemakkelijk dat mijn ouders het leren van de Duitse naamvallen en vervoegingen niet belangrijk vonden.
Over mijn blinde vlek voor de wiskundevakken heb ik in het verleden reeds meermaals geschreven.

Wisselende resultaten

Schoolfoto 1e schooljaar ca 1960
Coll. P. Offerman
De eerste klas doorliep ik, zoals het hoort en ik ging netjes over naar de tweede. Die tweede was opnieuw een jongensklas en we zaten dat jaar op de zolder van het oude gebouw. De trap naar de zolder was van hout en bij de op één-na hoogste trede stak een vervaarlijke spijker uit het hout. Op een kwade ochtend, we moesten naar het een verdieping lager liggende aardrijkskundelokaal, struikelde ik over die vermaledijde spijker en viel veertien treden naar beneden. Ik landde met mijn hoofd met een enorme dreun op een granieten vloer en bleef daar enige ogenblikken bewusteloos liggen. Dit tot grote consternatie van leraren en klasgenoten.
Toen ik weer bij mijn positieven was gekomen werd mij allereerst aangeboden om een dokter te laten opdraven maar daar voelde ik helemaal niet voor en ik ging gewoon door met het volgen van de lessen. Tegen het eind van de ochtend had mijn gezicht inmiddels alle kleuren van de regenboog en toen ik tussen de middag thuis kwam vroeg mijn moeder wat ik in hemelsnaam had uitgehaald. Ze dacht dat ik met verf had geëxperimenteerd maar toen ik haar de waren toedracht vertelde sloeg de schrik haar om het hart. Een dokter is er echter nooit aan te pas gekomen en na de lunch ging ik gewoon weer naar school. Deze "onverschrokken" houding had natuurlijk wel een positieve invloed op mijn imago; mijn klasgenoten vonden me bijzonder stoer...

In de loop van dat tweede schooljaar begonnen de wiskundeproblemen steeds hardnekkiger te worden en uiteindelijk bleef ik zitten. Ik geloof echter niet dat er enig oorzakelijk verband bestaat met die valpartij, want daar kreeg ik wel een bult van, maar geen wiskunde-knobbel helaas.....
Het volgende schooljaar zat ik voor het eerst in mijn HBS tijd in een klas, die voor een deel uit meisjes bestond (zie de klassen-foto in mijn eerdere blog). Dat leverde toch wel een heel andere, en naar mijn mening prettigere, sfeer op. Ondanks het feit dat ik me voor de overige vakken minder hoefde in te spannen bleven de wiskunde-resultaten onder de maat maar ik ging uiteindelijk wel over naar de derde. Daar herhaalde zich vervolgens het drama van de tweede klas en ik moest dus ook de derde tweemaal doen. Tegen het eind van het vijfde jaar op het CLH was ik dus nog steeds niet verder gekomen dan de derde klas. En ondanks de nodige inspanningen en bijlessen bleven de resultaten van mijn algebra- en meetkundelessen ver beneden de maat. Dat leidde tot frustraties want ik wilde heel graag een beta-leerling zijn maar ik was het toch echt níet. De stille droom om van het vliegen mijn vak te maken bleef een luchtkasteel. Het eigenaardige is dat ik dat in mijn onderbewustzijn waarschijnlijk altijd heb geweten want ik heb het er toen nooit over gehad met mijn ouders, mijn broer en mijn vrienden.

Over een andere boeg

Schoolfoto uit ca 1962-'63
Coll. P. Offerman
Het was inmiddels duidelijk dat de weg naar de HBS-b voor mij onbegaanbaar zou blijven en dat ik andere toekomst-perspectieven moest gaan zoeken. Maar op de HBS-a kant zat ik ook niet te wachten en bovendien vond ik dat mijn middelbare schooltijd wel lang genoeg had geduurd.
Ik ging dus nadenken over iets anders.

Behalve voor vliegtuigen had ik, al sinds mijn zevende, een grote belangstelling voor auto's. Ik kreeg toen, het was 1954, een autoboekje, waarvan ik de inhoud binnen de kortste keren uit mijn hoofd kende.

Er waren in Nederland in de jaren zestig twee gespecialiseerde opleidingen op autogebied. Dat waren de Auto-Technische School (ATS) in Apeldoorn met opleidingen op MTS (mbo) en HTS (hbo) niveau en het Instituut Voor de Autohandel (IVA), in later jaren Instituut Voor Autobranche en management (IVA) geheten, in Driebergen.

Het IVA was een particuliere school waar opleidingen werden verzorgd die meer aansloten bij een vooropleidingsniveau in de alfa richting. Ik had liever naar de autotechnische school gewild maar ook daar zou ik tegen mijn wiskundeproblemen oplopen en dat voelde daarom meteen ook aan als een "doodlopende weg". Maar het IVA leek me wel wat en ik besloot een brochure aan te vragen. Na lezing daarvan had ik eigenlijk mijn besluit wel genomen. Het was ook mogelijk om met een overgangsbewijs van de derde naar de vierde klas van de HBS aan de IVA opleiding te beginnen.

Mijn ouders vonden het idee om de HBS niet af te maken echter maar niets en haalden mij, na lang praten, over om dan toch maar te proberen de HBS-a te gaan volgen. En zo kwam ik in september 1964, eigenlijk tegen mijn zin, in de vierde klas. Dat werd een regelrechte ramp met ellenlange boekenlijsten, saaie vakken als boekhouden en handelsrekenen en een motivatie van niks.

Portret van een stoere dwarse puber met pijp en pet uit ca 1964-'65
Coll. P. Offerman

Mijn ouders zagen in de loop van dat jaar ook wel in dat ik mij verre van gelukkig voelde met deze situatie en zo kon ik eind juni 1965 dan toch het CLH verlaten en mij voorbereiden op mijn voortgezette opleiding aan het IVA. Wel werd besloten dat ik tijdens die opleiding thuis zou blijven wonen en dus op en neer zou gaan pendelen tussen Harderwijk en Driebergen. Daarvoor moest ik met de trein naar Amersfoort en daar overstappen op de bus, die praktisch voor de school een halte had. En voorts was ik me er wel van bewust dat de kosten van de opleiding aan het IVA een stevige financiële aderlating voor mijn ouders betekende en dat ik me, alleen daarom al, niet kon veroorloven om deze opleiding niet tot een goed einde te brengen.

Terugkijkend leek het voortijdig einde van mijn HBS opleiding niet veel goeds te voorspellen voor mijn verdere toekomst. Ik denk dat mijn ouders zich in die tijd ook vaak zorgen maakten over mijn toekomst perspectief maar ze zeiden er nooit iets over. Dat een dergelijke voorspelling niet hoeft uit te komen, bleek toen ik later een functie bekleedde op universitair werk- en denkniveau. Ik kreeg in die tijd ook heel vaak zakelijke post waarbij mijn naam spontaan werd voorafgegaan door drs., waarschijnlijk omdat mijn externe contacten daar automatisch van uitgingen. Ik moest daar dan wel om glimlachen.
Een leergierige geest, een redelijke dosis algemene ontwikkeling en een goed geheugen zijn in mijn geval gelukkig uiteindelijk belangrijker gebleken dan het bezit van het einddiploma HBS.