woensdag 22 mei 2013

Uitjes in de buurt

Mijn blog heet weliswaar "Herinneringen aan Harderwijk" maar voor deze week heb ik het begrip Harderwijk iets uitgebreid. Bij mooi weer gingen wij op zondag vaak een uitstapje in de omgeving maken met mijn ouders of soms alleen met mijn vader.

Er was in de jaren vijftig nog geen sprake van de vijfdaagse werkweek en mijn vader moest dus op zaterdagmorgen gewoon naar kantoor. Ook onze (lagere) school ging op zaterdagmorgen door. Mijn broer en ik waren vrij op woensdag- en zaterdagmiddag en op zondag en mijn vader alleen op zaterdagmiddag en zondag.

Toen mijn broertje nog te klein was ging ik vaak met mijn vader voorop de fiets op stap, gezeten in een kinderzitje, dat aan het stuur was bevestigd. Mijn moeder bleef dan thuis op mijn broertje passen.
Later werd er een tweede kinderzitje gemonteerd, achterop de bagagedrager. Vanaf dat moment ging mijn broertje in het voorste zitje en ik ging achterop. Toen ik 7 jaar oud was, kreeg ik mijn eigen fiets en ook mijn broertje kreeg op zijn zevende zijn eigen tweewieler.

Voorop de fiets bij papa, ca 1949
Bron: Collectie P.Offerman
Drie mannen op stap, midden jaren 50
Bron: Collectie P.Offerman























De Poolse Allee

Ons meest favoriete uitstapje ging over de fietspaden door het bos naar de Poolseweg bij Leuvenum. Deze onverharde weg was in de volksmond toen bekend als de Poolse Allee.

Mijn moeder, mijn broertje Paul en ik,
mijn vader als  schaduwfotograaf
bij de waterval in de Hierdensche Beek
Bron: Collectie P.Offerman
Het eindpunt was steevast het watervalletje in de Hierdensche beek dat aan die weg lag. Deze beek loopt van het Uddelermeer naar het Veluwemeer.

Bij het watervalletje stond  een huis, "De Zandmolen" geheten, dat vroeger een watermolen was geweest. Als het erg warm was waagden wij ons wel eens in de Hierdensche beek maar het tamelijk snel stromende water was altijd ijskoud. Ter weerszijden van de Poolse Allee waren flinke stuwwallen en wij vonden het een leuk spelletje om daar tegenop te klimmen en ons daarna naar beneden te laten rollen.

Een enkele keer reden we daarna nog iets verder, naar Kasteel Staverden. En als het echt warm was gingen we soms op de terugweg nog even een glaasje limonade drinken bij "De Zwarte Boer" in Leuvenum.


Kasteel Staverden, gelegen in de kleinste stad van Nederland
Foto:  I.M.Pieterman
Foto:  I.M.Pieterman
 Later hebben we heel vaak in de schitterende omgeving van Kasteel   Staverden gewandeld, ook nog toen ik al lang niet meer in Harderwijk woonde. We liepen dan ook altijd even langs de witte pauwen, die soms met hun staartveren pronkten, echt prachtig.
NB Kasteel Staverden was een hof, dat sinds 1400 door de Gelderse hertogen in leen werd uitgegeven onder de verplichting witte pauwen te houden en pauwenveren te leveren voor de helm van de hertog. De oude traditie van de witte pauwen werd later in ere hersteld. De pauwenveren worden nu jaarlijks aangeboden aan de commissaris van de koningin in Gelderland.



Als het de juiste tijd van het jaar was, gingen we vaak bosbessen, bramen of bosaardbeitjes plukken. Voor mijn vader viel dat niet altijd mee. De bramen kon hij nog wel onderscheiden maar bosbessen en wilde aardbeitjes waren voor hem bijzonder moeilijk te vinden. Hij was namelijk kleurenblind en kon die kleine vruchtjes nauwelijks onderscheiden van de bladeren er omheen.

Het Solse Gat

Als we wat verder gingen was de bestemming vaak het Solse Gat, gelegen in het Speulder en Sprielder woud, bij het gehucht Drie.
Solse gat
Bron: Panoramio
Het Solse Gat was een oude leemkuil, waar de boeren uit de buurt vroeger leem afgroeven. De bodem was een moeras en als je er met een tak in rond wroette, kwam er moerasgas vrij en begon het water te borrelen.
Omdat er bijna altijd wel water op de bodem stond, fungeerde het Solse Gat ook als drinkplaats voor het wild in het Speulder en Sprielder woud. En er was een legende aan het Solse Gat verbonden. Op die plek zou namelijk vroeger een klooster hebben gestaan. Door het liederlijke gedrag van de monniken verzonk het klooster op een kwade dag en verdween in de diepte. Soms kon men s'nachts nog de klokken van het klooster horen en de geesten van de monniken zien rondwaren, zo ging het verhaal.

Kijken naar het waterleven in de Vennetjes
Bron: Collectie P. Offerman



In de nazomer gingen we, na een bezoek aan het Solse Gat, soms ook nog naar de Vennetjes, die waren gelegen ten oosten van het kruispunt van de N302 en de Garderenseweg. Daar waren schitterende wilde planten te vinden, waaronder de insectenetende zonnedauw.


Mijn broertje Paul, snoepend van de heerlijke bramen
Bron: Collectie P.Offerman









Maar de grootse attractie daar waren de bramen, die groter en lekkerder waren dan elders. Betere bramen heb ik nooit meer geproefd. Het gebied van de vennetjes werd later afgesloten voor het publiek, ter bescherming van de zeldzame vegetatie.



Bad Hoophuizen

Op mooie zomerse zondagen gingen we ook wel eens de andere kant op; via Hierden fietsten we dan naar Bad Hoophuizen. Dat was toen niet veel meer dan een houten paviljoentje met een terras, waar je wat kon drinken en een ijsje kon kopen. Wij dronken er meestal Hero Perl, een soort koolzuur houdende appellimonade.

En je kon er houten roeibootjes huren, naar ik meen voor 1 gulden per uur. Daarmee gingen we vaak het Veluwemeer op en dan bij warm weer even overboord; heerlijk was dat. En mijn vader maar roeien!

Een pagina uit het familie album met foto's van een- kenmerkend jaren '50-  uitstapje naar Hoophuizen
Bron: Collectie P. Offerman

Hoophuizen lag te midden van schitterende weilanden, die werden doorsneden door de Hierdensche beek en die in het voorjaar en de zomer vol wilde bloemen stonden. En door het veel hogere grondwaterpeil dan tegenwoordig kwamen er in die drassige weilanden tal van weide vogelsoorten voor die later veel zeldzamer zijn geworden ons land. Ik leerde daar soorten kennen als de Kluut, de Grutto, de Wulp en de Scholekster.

Het was bij Hoophuizen in die tijd heel rustig. Dat was, denk ik, de reden waarom mijn vader er de voorkeur aan gaf boven het dichterbij gelegen maar veel drukkere Harderwijkse Veluwestrand. Daar kwamen we slechts een enkele keer.
Inmiddels is "Droompark Bad Hoophuizen" een druk en "luxe" recreatiegebied geworden, waar helaas geen plaats meer is voor weidevogels en rustzoekers...

 Met mijn broertje Paul (links) aan het Veluwestrand begin jaren '50
Het water van het IJsselmeer liep toen nog tot de horizon;
Oostelijk Flevoland bestond immers nog niet
Bron: Collectie P. Offerman

Let op de modieuze badpakken!





Ingang van het meer toeristisch ingestelde Strandbad Veluwestrand.
Rechts de reclamevlag van Joy, een andere oud frisdrankje dat je kopen in groene kogelflesjes
Bron: Facebookpagina  Herinneringen aan Harderwijk


 De Hulshorster zandverstuiving

Een andere populaire bestemming in de omgeving was het zandverstuivingsgebied bij Hulshorst. We fietsten daar naar toe via de Parallelweg en de Molenweg en vervolgens over een onbewaakte spoorwegovergang het bos in. Van de A28 en de huidige viaducten was nog geen spoor te bekennen. Na een stukje door het bos kwam je dan in het gebied van de zandverstuivingen. Het huidige Beekhuizerzand was toen nog voor het grootste deel militair oefenterrein en begroeid met bomen en struiken. Ik herinner mij dat het op zonnige zomerse dagen in de zandverstuivingen bloedheet kon zijn maar dat vonden we helemaal niet erg. We hadden daar wel altijd een veldfles met water bij ons.
Je kon in de zandverstuivingen van de zandduinen afrollen en in de daar overal aanwezige vliegedennen klimmen. En je kon er de sporen van allerlei dieren determineren. Vooral in de lagere delen, die minder mul waren, lieten de dieren duidelijke sporen na in het zand. Een ander leuk spelletje was om een gat te graven tot aan het grondwaterpeil, dat zich veelal verrassend dicht onder de oppervlakte bevond.

Paul en ik op een  hhog Hulshorster zandduin in de jaren '50
Bron: Collectie P. Offerman

Later, in mijn tienertijd, ging ik nog wel eens met mijn middelbare schoolvriend, Jan de Groot, naar de zandverstuivingen om de door ons uit bouwpakketten in elkaar gezette model zweefvliegtuigjes op te laten. De zandverstuivingen waren daarvoor ideaal, omdat er altijd veel thermiek was en die vliegtuigjes vaak lange vluchten maakten. Er is er zelfs een keer eentje aan de horizon verdwenen in de richting van het Veluwemeer.

De watertoren en andere torens


Watertoren bij Beekhuizerzand
Als we gingen wandelen in plaats van fietsen bleven we uiteraard dichterbij huis. We liepen dan vaak naar de watertoren, die op een heuveltje in het huidige Beekhuizerzand stond. Dat heuveltje was ook bij sneeuw erg geliefd want dan kon je er perfect met je slee vanaf roetsen.

Vlakbij de watertoren stond een houten uitkijktoren, die ook werd gebruikt door de (bos)brandweer gedurende perioden van aanhoudende zomerse droogte. We klommen vaak naar boven en daar had je dan een prachtig uitzicht op de omgeving. Mijn vader wees dan de kerktorens aan van Harderwijk, Ermelo en Putten. Op een slechte dag zakte ik door een vermolmde trede van de open trappen en kukelde bijna naar beneden. Mijn vader kon me nog net vastgrijpen. Aan die traumatische ervaring op zesjarige leeftijd heb ik tot op de dag van vandaag hoogtevrees overgehouden....

De huidige houten uitkijktoren van het Beekhuizerzand die er  meer solide uitziet
Bron: http://wereldwandelen.wordpress.com

Tijdens de wandeling naar de watertoren plukten we in het seizoen soms cantharellen, die toen nog in grote hoeveelheden in de omgeving van ons huis groeiden. Mijn moeder maakte ze dan klaar. Ze maakte er, voor zover ik me kan herinneren, een soort cantharellen hachee van. Maar toen ik een jaar of 12 was, kwamen er in heel korte tijd enkele bussen met Duitsers, die het volledige cantharellenbestand bij ons in de omgeving wegplukten. Er groeide nadien geen enkele cantharel meer bij ons in de buurt. Wel groeide er bij ons in de buurt op diverse plaatsen, ook na die plukactie van de Duitsers, nog eekhoorntjesbrood, zelfs bij ons in de tuin. Maar dat deze paddenstoel, ook bekend onder zijn Franse naam, "cepes", een ware delicatesse is, wisten we toen nog niet. Het eekhoorntjesbrood lieten we dus gewoon staan voor de eekhoorntjes, die ook altijd bij ons in en om de tuin te zien waren.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten