woensdag 3 april 2013

Thuiswinkelen was vroeger heel gewoon

In mijn jonge jeugd waren de dichtstbijzijnde winkels in de oude binnenstad van Harderwijk, een afstand van circa 3 kilometer. Vrijwel niemand had in die tijd een auto dus om in de stad te komen moest je in principe lopen of fietsen of je kon met de bus. Maar sjouwen met zware boodschappentassen was niet nodig want vrijwel alle winkeliers kwamen bij ons aan huis.

Iedere werkdag -zes maal per week dus, want de vrije zaterdag bestond nog niet- kwam bakker Kluiver met zijn bakfiets bij ons langs. Hij werd later beroemd als een van de beste broodbakkers van ons land en als hofleverancier. "De Ouderwetse Bakkerij" werd een begrip in Harderwijk.

Schilder's nieuws-en advertentieblad, 01-07-1939; p. 3/4

Ook de melkboer kwam dagelijks langs met paard en wagen. Je kon de melk los kopen per halve liter.Voor boter en margarine hadden we een andere leverancier, Arendsen uit de Mecklenburglaan. Hij kwam een keer per week op een transportfiets met een mand voorop waarin zijn waren zaten.

Schilder's nieuws-en advertentieblad, 06/01/1950; p. 4/8 
Drie of viermaal per week kwam slager Pfrommer, ook al met een transportfiets. Hij kwam dan bestellingen afleveren en nam bij die gelegenheid tevens de bestelling op voor de volgende keer. De oude heer Pfrommer kwam nooit zelf maar het was altijd een van zijn zonen of een knecht die bij ons langs kwam. En dus ook wel eens zijn zoon Leen, die later beroemd werd als coach van de Nederlandse schaatsploegen.
Maar Leen kwam niet vaak want hij wilde eigenlijk geen slager worden, zo staat beschreven in dit uitgebreide NRC-artikel over hem.

De kruidenier, in ons geval het plaatselijke filiaal van Albert Heijn, kwam tweemaal per week. De eerste keer om het ingevulde boodschappenboekje op te halen en een dag later om de bestelling af te leveren en af te rekenen.

Er kwamen bij ons twee groentemannen, Krissel en Klaas van 't Pad. Beiden kwamen tweemaal per week.
Schilder's nieuws-en advertentieblad 21-10-1955
Groenteman W. Krissel uit de Donkerstraat 21 kwam aanvankelijk met een voor-oorlogs vrachtwagentje, waarvan hij bij iedere klant, om benzine te besparen, de motor afzette. Maar omdat de auto van Krissel geen elektrische startmotor had, moest hij hem iedere keer weer aanslingeren; de man moet enorm sterke spieren hebben gehad. Krissel was een wat afstandelijke man en mijn moeder mocht hem niet erg. Maar toch kocht ze wel eens wat bij hem want hij had over het algemeen een wat betere kwaliteit dan zijn concurrent en ook een wat uitgebreider assortiment.

Klaas van 't Pad was een verhaal apart. Hij kwam met paard en wagen en later met een vrachtwagentje. Het was een aardige man die altijd gekleed was in een overall en een alpino petje op zijn hoofd droeg. Hij sprak onvervalst Harderwieks. En hij hanteerde de stuiver (stuver op zijn Harderwieks) als betaal-eenheid.
De conversatie tussen mijn moeder en Klaas ging dan bijvoorbeeld als volgt:
Mijn moeder: "Wat kosten die ster-appeltjes, Klaas?"
Klaas: "Zes stuvers de pond, mevrouw."

Een heldendaad van Klaas van 't Pad in zijn eigen straat
Schilder's nieuws en advertentieblad 1-5-1953
Als het aardbeien seizoen was begonnen kwam Klaas altijd een doosje aanbieden aan mijn oma, die zich volgens mij dan net de koningin voelde, die het eerste  kievitsei in ontvangst nam.
Maar Klaas had ook een zwakte en die zwakte heette jenever. Daar gebruikte hij geregeld te veel van en op dat soort dagen was hij soms moeilijk te verstaan. Zijn trouwe paard kende gelukkig de hele route van Klaas uit het hoofd dus als hij klaar was om naar de volgende klant te gaan, hees hij zich op de bok en mompelde iets dat het paard klaarblijkelijk begreep, want het zette zich in beweging en liep feilloos naar de volgende klant.

Let op de prijzen!
Schilder's nieuws-en advertentieblad 3-12-1954
Hoe Klaas dat later met zijn vrachtwagentje oploste is mij tot op de dag van vandaag een raadsel. Klaas was ook iedere zaterdag met een kraam op de Groentemarkt te vinden, waar hij luidkeels zijn waren aanprees.
(op internet staat een stamboom waarin -waarschijnlijk- deze Klaas van 't Pad is vermeld)

En dan waren er nog de petroleumboer, die eenmaal per week langs kwam en de vishandelaar, die ook eenmaal per week een bezoekje aan onze huizen bracht. Mijn moeder kocht praktisch nooit vis want mijn vader lustte het niet maar mijn oma kocht een enkel keer een gestoomde makreel. Die ontleedde ze en die aten we dan gezamenlijk op, voordat mijn vader thuis kwam want die kon zelfs niet tegen de geur van vis.
Buurvrouw Daansen daarentegen kocht wel bijna iedere week wat bij de visman.

En dan waren er nog de leveranciers die slechts enkele malen per jaar langs kwamen.
Dat was de kolenboer, die in de herfst het kolenhok kwam bijvullen en soms -in een strenge winter- nogmaals een lading antraciet moest komen brengen.
Voorts kwam er enkele malen per jaar een oud krom vrouwtje met een kinderwagen die was gevuld met garen en band, spelden, punaises, plakband, lijm, schoensmeer, kammetjes, nagelvijlen en wat dies meer zei. Die oude vrouw was, volgens mijn moeder, erg arm en ze kocht bij haar dan ook altijd meer dan ze strikt nodig had. En ook als ze niets nodig had kon ze haar niet laten gaan zonder toch iets bij haar te hebben gekocht. Op een zeker moment, ik kan me niet herinneren wanneer, kwam ze niet meer. Ik denk dat arme mensje is doorgegaan tot ze er letterlijk bij is neergevallen.

Vlak na mijn geboorte moest mijn moeder vast aansterken;
vooral omdat toen nog veel op de bon was!
Schilder's nieuws-en advertentieblad, 07-03-1947
Tot slot de apotheker. Ook die kwam aan de deur met een transportfiets om bestelde medicijnen af te leveren.
Uiteraard niet apotheker Denee zelf maar zijn jongste bediende (van Apotheek Greidanus, toendertijd nog gevestigd in de Donkerstraat).




Einde aan het thuiswinkelen

Rond 1960 kwam er langzaam maar zeker een einde aan de thuisbezoeken van onze leveranciers.
In de eerste plaats waren er nieuwbouwwijken aangelegd met winkels, die veel dichterbij waren dan voorheen. Vanaf 1953 waren dat de winkels in de Tinnegieter en eind jaren vijftig kwam daar het eerste winkelcentrum(pje) in de Wittenhage bij.
En in de tweede plaats kregen steeds meer mensen een auto waardoor het veel gemakkelijker werd om ook verder weg boodschappen te doen. Onze eerste auto, een Ford Anglia (met het kenmerkende schuine achterruitje; zie de Harrie Potter films) kwam in januari 1964. Onze buren hadden al vanaf begin jaren vijftig auto's en wij waren dus de laatsten in ons rijtje.

Het grappige is wel dat inmiddels het thuiswinkelen weer helemaal terug is, dankzij het internet.Zelfs Albert Heijn komt nu weer aan de deur en daarmee is weer sprake van een cirkel die rond is...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten