maandag 28 oktober 2013

Jan de Groot en ik

Van alle vrienden die ik tijdens mijn HBS periode heb gehad, was Jan de Groot degene met wie ik het meest optrok. Jan en ik hebben veel samen meegemaakt, ondanks het feit dat we alleen de eerste twee schooljaren op de middelbare school bij elkaar in de klas zaten. We zijn echter ook daarna intensief met elkaar opgetrokken en ik bewaar aan die tijd uitstekende herinneringen. Het lijkt mij daarom gepast over Jan een aparte blog te schrijven.
NB Op sommige afbeeldingen kan worden geklikt om ze te "ver-groot-en"


Het gezin De Groot


Jan 13 jaar oud
Jan was de oudste van een gezin, dat, toen ik hem leerde kennen, al vijf kinderen telde.
Daar kwam enige tijd later nog een tweeling bij. Ze woonden aanvankelijk in de Tinnegieter en later in de Wittenhagen. Het waren hartelijke en aardige mensen maar het was wel een groot en druk gezin, dus Jan ontvluchtte de drukte vaak en kwam dan bij ons thuis studeren. Hij kon zich in de rustige omgeving bij ons thuis, naar eigen zeggen, beter concentreren.


De vader van Jan had, net als de mijne, bouwkunde gestudeerd aan de HTS (Hogere Technische School). De vader van Jan in Utrecht, die van mij in Amsterdam. Ze waren door die studie bevoegd om de titel Ing. te voeren, net een trapje lager dan de universitaire titel Ir. De titel Ing. stond voor register ingenieur.
Onze beide vaders waren in overheidsdienst. Jan´s vader was van 1955 tot 1970 adjunct directeur en van 1970 tot 1984 directeur bij de Harderwijkse Dienst Gemeentewerken en de mijne werkte bij de Dienst der Genie van het Ministerie van Defensie.

De Harderwijkse binnenstad

Tot het einde van de jaren zestig was een groot deel van de Harderwijkse binnenstad er slecht aan toe. Er was in de eerste periode na de oorlog geen geld beschikbaar voor het merendeel van de noodzakelijke vernieuwingen en verbeteringen. De Vischmarkt en de omgeving daarvan was erg verwaarloosd en wat verkrot en bestond in die tijd voor een groot deel uit bouwvallige huizen en bedrijfjes. Zo was er op de Vischmarkt een bedrijfje waar anti-roest behandelingen van auto's werden uitgevoerd volgens de Zweedse Dinitrol-methode. Dat gaf een enorm smerige bende en het stonk in de omgeving van dat zaakje vreselijk.

Je kunt je nu niet meer voorstellen dat daar minder dan een halve eeuw geleden dit soort activiteiten plaatsvonden. De Vischmarkt behoort naar mijn mening inmiddels tot de meest sfeervolle pleinen van ons land met zijn schitterende oude huizen en zowaar twee restaurants met een Michelin-ster.
In de eerste helft van de jaren zestig begon er, langzaam maar zeker, meer budget vrij te komen om de zaken grondig aan te pakken. In veel gemeenten betekende dat heel veel slopen en daarna, op de vrijgekomen plekken, nieuwbouw neerzetten in het kader van de vooruitgang. Veel stads- en dorpscentra verloren door deze aanpak hun oorspronkelijke karakter en lijken sindsdien als twee druppels water op elkaar. Deze plaatsen hebben letterlijk hun hart verloren in die jaren.

Schilder's Nieuws en advertentieblad 23-02-1970
Zo niet het oude centrum van Harderwijk; dankzij de visie van directeur C. F. W. Rietveld, tot 1970 de directe chef van Jan's vader werd er in de Harderwijkse binnenstad slechts sporadisch gesloopt en vooral heel veel gerestaureerd. De visie van de heer Rietveld werd ingegeven door diens grote belangstelling voor de geschiedenis van oude stadscentra in het algemeen en dat van Harderwijk in het bijzondere.

De heren Rietveld en De Groot vormden vele jaren een hecht team en de vader van Jan zette na de pensionering van de heer Rietveld, diens beleid voort. De oude binnenstad werd door deze aanpak gerestaureerd met een zo groot mogelijk behoud van het authentieke karakter. Met de toenemende verkeersdrukte werden ook de wegen en de parkeermogelijkheden aangepast.

Je moet er nu niet meer aan denken dat de bussen van de VAD en allerlei ander gemotoriseerd verkeer door de Donkerstraat zou rijden, zoals in de jaren vijftig en zestig nog het geval was.

Ook bij het ontwikkelen en uitvoeren van de na-oorlogse nieuwbouwwijken, uitbreidingsplannen en nieuwe wegenstructuur heeft het duo De Groot-Rietveld een hoofdrol gespeeld. Harderwijk groeide en er kwamen steeds meer mensen wonen, die afkomstig waren uit andere delen van het land. Veel autochtone "Harderwiekers" voelden zich niet altijd even gemakkelijk bij alle veranderingen die de nieuwkomers met zich meebrachten. Ik had bij de komst van al die nieuwbouwwijken ook een dubbel gevoel; het was nodig en nuttig maar het ging wel ten koste van schitterend agrarisch gebied met wuivend graan en met grazende koeien.
Bij zijn afscheid in 1984 sprak Jan's vader terecht de woorden: "Iets afbreken is gemakkelijker dan iets opbouwen". 

 Schilder's Nieuws en advertentieblad 21-12-1981
Mijnheer De Groot bekleedde tussen 1964 en 1981 nog een tweede functie,  commandant van de vrijwillige Harderwijkse brandweer.

Als de brandweer buiten kantoortijden moest uitrukken ging er in huize De Groot een luid alarm af dat hoorde bij een speciaal telefoontoestel. Er volgde dan een gesprek van slechts enkele seconden en dan kwamen Jan´s ouders in actie.

De rol van Jan´s moeder was daarbij om te helpen bij het aanreiken van de nodige uitrustingsstukken, die de brandweer commandant moest dragen.

Eenmaal in het pak gehesen vertrok Jan´s vader vervolgens met grote haast naar de plek des onheils.







Fietsen en brommen

Over onze gezamenlijke luchtdoop, onze eerste vakantiebaan en onze fietsvakantie, samen met Gerrit Hagen en Jan Molenkamp heb ik het in eerdere blogs al gehad. Maar er is veel meer dat het vermelden waard is. Zo fietsten we heel vaak tweemaal per dag samen heen en weer naar en van school. Tijdens die fietstochtjes bespraken we dan het wel en wee van tieners in de jaren zestig. Niet zelden passeerden daarbij ook de meisjes van onze school de revue. En soms ook wel de politiek of onze plannen voor de toekomst.
Vaak ging Jan dan na schooltijd met mij mee naar huis om daar te leren en leuke dingen te doen. Tot die "leuke dingen" behoorde onder meer de gewoonte van Jan om af en toe in een van de vele bomen die om ons huis stonden te klimmen en zich dan onder het uitroepen van een kreet zogenaamd te laten vallen. Hij bungelde daarna met een hand aan een tak op ettelijke meters hoogte. Ik had toen al flink last van hoogtevrees en vond een dergelijke handelwijze getuigen van ware doodsverachting.

Na de fietsen kwamen de brommers die we, kort na onze zestiende verjaardag, voor een prikkie tweede- of derdehands hadden aangeschaft. De mijne was een Berini M21 zonder versnelling uit 1957 (klik hier door naar een website met de geschiedenis van de Berini) en Jan had als ik het me goed herinner een Batavus met twee versnellingen die ook de tweede helft van de jaren vijftig dateerde.

Ook mijn broer Paul had een brommer.
Hier zit hij op zijn Tomos, een goedkopere versie van de Puch.
coll. P.Offerman
Het onderhoud deden we zelf, dat wil zeggen dat Jan, vaak samen met mijn broer Paul, onze beide brommers onderhield want Paul had twee rechterhanden en ik de twee linker van de familie. Voor het halen van voordelige onderdelen had Jan "een mannetje" op het Harderwijkse woonwagenkamp, waarmee hij dan vaak ook nog een tijd onderhandelde teneinde de prijs nog wat te laten zakken. En verder mengden we, volstrekt illegaal natuurlijk, de tweetakt benzine met goedkope petroleum, die onze moeders gebruikten voor huishoudelijke doeleinden. Weliswaar was het starten dan een hele toer en kwam er enorm veel rook en een verdachte geur uit de uitlaat maar het scheelde wel weer in de kosten... Gelukkig zijn we nooit betrapt want dan was onze besparing waarschijnlijk volledig tenietgedaan. Wel vroeg mijn moeder zich regelmatig af hoe het toch mogelijk was dat de petroleum nu al weer op was...

Voordat Paul zijn Tomos kocht, had hij een oude NSU
Schilder's Nieuws en advertentieblad 22-02-1968
Toen het achterwiellager van mijn Berini het had begeven, heeft Jan een, uiterst kundig gemaakt, vervangingsexemplaar gefabriceerd van karton dat tot onze verbazing maanden lang heeft standgehouden.
De Batavus van Jan wilde op een regenachtige dag om een onverklaarbare reden niet starten. Zijn moeder was niet thuis dus om droog te kunnen werken had Jan zijn brommer in de keuken gezet, die aan de achtertuin van hun huis grensde. Allereerst wilde hij controleren of er nog wel benzine in de tank zat maar toen hij de dop opende zag hij niets. Om beter te kunnen zien stak hij een lucifer aan en hield die bij de tankopening. Een explosie en een steekvlam waren het gevolg. Jan smeet de brommer onmiddellijk de tuin in en bleef verbouwereerd achter met een weggeschroeide wenkbrauw in een keuken met een zwarte roetvlek op het plafond. Toen zijn moeder thuis kwam en, wijzend op de a-symmetrische wenkbrauwen van Jan, vroeg wat er was gebeurd, was zijn droge antwoord: "Ik ben wat uitgeschoten met scheren".

Chemische reacties

Ik had op mijn verjaardag of met Sinterklaas een keer een scheikundedoos gehad. De mogelijkheden om zelf scheikundige proeven te doen grepen we in de daaropvolgende maanden met beide handen aan. Jan had van een oom van hem, die tandarts was, twee enigszins versleten witte doktersjassen gekregen en mijn slaapkamer was al spoedig een soort laboratorium geworden. Aangezien de stoffen die bij de doos hoorden alleen onschadelijke proeven mogelijk maakten en we toch wel wat meer spanning in onze experimenten wilden, schaften we bij apotheek en drogist diverse extra ingrediënten aan.
Daarmee gingen we een aantal vrije woensdagmiddagen aan de slag. Mijn moeder maakte zich soms ernstig zorgen om ons welbevinden want er klonk wel eens een lichte explosie en er sijpelde soms vreemd gekleurde en zeer onwelriekende rook onder de drempel van mijn slaapkamer door, de gang in. Ook raakte het plafond van mijn kamer een keer beschadigd maar een kniesoor die daar op lette want het was tenslotte allemaal in het belang van de wetenschap. In diezelfde kamer sliep ik dan s'nachts weer maar niet nadat de ramen een aantal uren hadden opengestaan. En een enkele keer hing er in ons hele huis urenlang een verdachte chemische geur.

Zweefvliegtuigjes

Schilder's Nieuws en advertentieblad 17-04-1964
In diezelfde periode bouwden we ook model-zweefvliegtuigjes van ultralicht balsahout. De vleugels waren bespannen met zijdepapier dat met behulp van stoom werd strakgetrokken en daarna nog een behandeling kreeg met zogeheten spanlak. Dit was nodig om het vleugelprofiel gedurende langere tijd in stand te houden. De modellen hadden een spanwijdte van ongeveer een meter, misschien iets meer. We trokken ze op met een nylondraad die op een katrol zat. De een hield het vliegtuigje daarbij zoveel mogelijk met de neus op de wind en de ander rolde de draad een meter of vijftien af. Op afroep begon degene met de katrol te rennen en liet de ander het vliegtuigje los. Zo werd het vliegtuigje "opgelierd". Als het recht boven de loper hing gaf deze een ruk aan de katrol waardoor een ring, waarmee het vliegtuigje aan de draad was bevestigd losliet en naar beneden viel. Het richtingroer van het vliegtuigje was zo ingesteld dat het rondjes draaiend een tijdje bleef vliegen en bij een succesvolle vlucht zelfs eerst nog hoogte won, dankzij de opstijgende warme luchtkolom.
De bouwdozen voor de modelvliegtuigjes en de bijbehorende zaken kochten we bij Leo Schmidt op het Harderwijkse Kerkplein. Het vliegen deden we alleen bij mooi, zonnig weer en meestal in de Hulshorster zandverstuivingen. Daar had je de meeste kans op thermiek. We zijn toen ook een keer een vliegtuigje kwijtgeraakt. Er was zo veel thermiek dat het steeds hoger steeg en steeds wijdere bochten ging draaien. Op een zeker moment werd het vliegtuigje klaarblijkelijk meegevoerd door een luchtstroom die het uiteindelijk aan de horizon deed verdwijnen, in de richting van het IJsselmeer...

Uitstapjes

Jan 14 jaar oud
Op woensdagmiddag gingen we ook wel eens op bezoek bij onze geschiedenisleraar, Van Lambalgen en zijn vrouw. We dronken daar dan thee of frisdrank en spraken met ze over van alles en nog wat. Mijnheer Van Lambalgen was een van de jongste leraren van onze school; ik denk dat hij een jaar of tien ouder was dan wij. Het echtpaar woonde aan het Ermelose deel van de Leuvenumseweg. Een bezoekje aan hen was altijd heel gezellig.

We gingen ook wel eens op bezoek bij Jan's grootouders in Utrecht. Zijn opa had, als ik het mij goed herinner, evenals mijn opa bij de NS gewerkt. Of we gingen op bezoek bij mijn familie in Amersfoort of in Amsterdam. In Utrecht en Amsterdam gingen we soms ook naar de bioscoop. Zo herinner ik me dat we samen de beroemde film "De kanonnen van Navarone" hebben gezien en ook de eerste James Bond films, zoals "Goldfinger".

De Cuba crisis

De gebeurtenissen van eind oktober 1962 zijn de geschiedenisboeken ingegaan als de Cuba-crisis. Nooit is de mensheid dichter bij de verschrikkingen van een kernoorlog, en dus totale vernietiging, geweest als in die periode. De berichtgeving over de ernst van de situatie werd van dag tot dag grimmiger. Naar later is gebleken heeft het op zaterdag 27 oktober van dat jaar maar een haartje gescheeld of het "doomsday scenario" was werkelijkheid geworden. Ik herinner me dat ik een of twee dagen daarvoor al het gevoel had dat het zomaar mis kon gaan. Toen ik tussen de middag thuis het radionieuws van 1 uur hoorde en daarna weer op de fiets naar school vertrok had ik het gevoel dat het misschien wel voor het laatst was. Ik fietste naar Jan's huis en we zijn toen zwijgend naar school gereden. We hebben het er nooit over gehad maar het zou me niet verbazen als hij hetzelfde dacht als ik: "Wellicht is het voor het eind van deze schooldag wel allemaal voorbij". Ik was pas 15 jaar oud maar ik heb nog nooit een meer beklemmend gevoel gekend dan op dat moment.

Studie en scooters

Na onze HBS tijd trokken we nog steeds geregeld samen op. Jan had inmiddels een tweedehands scooter gekocht. Eerst was dat een heel bijzondere, een Moto Guzzi; dat was eigenlijk een soort hybride tussen een motorfiets en een scooter. Zo had hij wielen die groter waren dan die van een scooter maar kleiner dan die van een motor. De Moto Guzzi had goede rijeigenschappen maar was niet erg betrouwbaar en dus ruilde Jan hem na enige tijd in tegen een Heinkel. Ik ben diverse malen bij Jan achterop de scooter naar Utrecht geweest. Dat kon zonder een helm aan te moeten schaffen want de helmplicht was toen nog niet van kracht.

In de periode tussen 1965 en 1967 hadden we ook nog een gezamenlijke vakantiebaan als pompbediende en doorsmeerder bij het Servicecenter van het Esso tankstation aan de Harderwijkse Hoofdweg. Dat was toen onderdeel van de Gelderse Auto Service, de plaatselijke Ford dealer. Als de vaste medewerkers met vakantie waren vielen Jan en ik voor ze in. En ook op drukke dagen, zoals hemelvaartsdag, tweede pinksterdag en tweede paasdag sprongen we bij om de extra drukte te helpen verwerken.

Links de doorsmeerruimte en rechts het kantoortje van het Esso tankstation
 aan de Hoofdweg, eind jaren '60; de wijzende man rechts is Bart van Hove.
Coll. P.Offerman


De Esso pompen met rechts een van de vaste pompbediendes
Benzine kostte eind jaren zestig 58 cent (circa 25 eurocent) per liter
Coll. P.Offerman





































Jan was na de HBS diergeneeskunde gaan studeren in Utrecht. Ik heb de indruk dat de contacten die hij in een eerder stadium had met mijn Amsterdamse oom Henno Frederiks, die veearts was, een rol hebben gespeeld bij zijn keuze voor deze studierichting. Jan heeft me in die tijd een keer een geweldige verzameling vreemde mutanten van diverse diersoorten laten zien die in potten waren opgesteld in een soort faculteitsmuseum in Utrecht. Ik herinner me dat ik daar onder meer een kalfje heb gezien met twee koppen.
Als Jan tijdens zijn studie mijn, nogal imponerende, oom ontmoette, begon deze steevast met het stellen van ingewikkelde diergeneeskundige vragen.
Aan het eind van zo'n gesprek zei hij dan soms: "Jij komt er wel, jongeman".
"Het leek wel een zwaar tentamen", verzuchtte Jan dan later soms tegen me.

Soms kwam Jan een spelletje tafeltennis spelen bij ons thuis
Coll. P. Offerman
Na zijn studie vestigde Jan zich als dierenarts in Doesburg. Hij specialiseerde zich daar tevens als paardenarts. Zo konden in de praktijk van Jan zelfs röntgenfoto's worden gemaakt van paarden.
Inmiddels is Jan gestopt met werken. We hebben al die jaren, na onze HBS tijd, incidenteel contact met elkaar gehouden.

Ik ken Jan inmiddels al 54 jaar maar ik herinner me veel van die gebeurtenissen van een halve eeuw geleden nog als de dag van gisteren...
 

woensdag 23 oktober 2013

Mede-leerlingen van het CLH

Overgangslijst van het 1e naar het 2e jaar;
Het eerste jaar bestond uit de klassen 1A, t/m 1F
Schilders Nieuws-en advertentieblad 8-07-1960
Op het Lyceum kwam ik terecht in een klas die bestond uit meer dan 40 (!) jongens. Eigenlijk was dat een samenvoeging van twee eerste klassen. Volgens mij was er ook een meisjesklas en een klas met hoofdzakelijk leerlingen van buiten Harderwijk. Die samenvoeging van 2 klassen was een gevolg van het ruimtegebrek dat ontstond door de stormachtige groei van het aantal leerlingen, de zgn babyboomers die deel uitmaakten van de na-oorlogse geboortegolf.

Tijdens mijn 1e schooljaar (1959-'60) werden achter het statige hoofdgebouw houten noodlokalen gebouwd om al die extra leerlingen te kunnen opvangen tot de officiële uitbreiding gereed was. Mogelijk werden de 2 klassen toen weer apart in lokalen gezet maar dat staat mij niet meer bij. Ook een deel van de zolder werd verbouwd tot klaslokaal. Daar heb ik het tweede jaar van mijn HBS-tijd doorgebracht. Er was in die tijd vanzelfsprekend ook veel vraag naar leraren en leraressen in de meest uiteenlopende vakken om het groeiend aantal klassen les te geven.

Terugdenkend aan mijn schooltijd, vallen enkele dingen op. Afgezien van het rookgedrag van de leraren, waaraan ik in een eerdere blog al aandacht heb besteed, was er nog een belangrijke zaak, die in het oog springt.
De afkorting HBS stond voor Hogere Burger School. Een nogal elitaire naam, die zeker een halve eeuw geleden echter nog wel min of meer toepasselijk was, zeker als wordt gekeken naar de gezinnen waar de meeste leerlingen uit afkomstig waren. Het merendeel van de scholieren was inderdaad afkomstig uit de kringen van de, soms zelfbenoemde, "hogere burgerij"; dat gold overigens ook voor de leerlingen van het Gymnasium en de Middelbare Meisjes School.

Het beste werd dit enigszins elitaire karakter geïllustreerd met het volgende voorbeeld. In Harderwijk, Ermelo en Nunspeet woonden in de jaren zestig nog zeer veel beroeps-militairen. Binnen deze beroepsgroep was het aantal onderofficieren aanzienlijk groter dan het aantal officieren. Maar bij ons op school was de verhouding tussen kinderen uit officiersgezinnen versus onderofficiersgezinnen juist andersom. In mijn eerste klas zaten maar drie leerlingen wiens vader onderofficier was tegen (minimaal) tien, waarvan ik me herinner dat hun vader officier was.
Voorts zaten de zoon van de burgemeester (Gijs Numan), die van de notaris (Bernhard Companjen) en enkele kinderen van artsen en van zelfstandige ondernemers (bv den Herder, o.m. eigenaar-directeur van Strandbad Veluwestrand en speeltuin, salonbootdienst Harderwijk-Amsterdam, rondvaartbedrijf met vooral tochten langs de Zuiderzeewerken en over het IJsselmeer en natuurlijk het Dolfinarium). Ook de dochter van onze rector (Ruth Westerhuis) zat bij ons op school. Slechts een enkele leerling kwam uit een boeren- of vissersfamilie.
Het was een gegeven waar ik in die tijd niet over nadacht maar wat nu toch wel tot nadenken stemt. Het was al met al niet echt een doorsnee van de Nederlandse bevolking.

Evenals vele medeleerlingen had ook ik mijn vader overgehaald om donateur van onze leerlingenvereniging te worden voor het "gigantische bedrag" van 4 gulden per jaar.
Coll. P.Offerman

Vrienden

Deze blog zou buitengewoon saai worden als ik al mijn klasgenoten de revue zou laten passeren. Daarom heb ik besloten om er een aantal uit te lichten.
Allereerst zijn dat de drie vrienden met wie ik de gehele periode van de middelbare school optrok, ondanks het feit dat we veelal niet in dezelfde klas zaten. Die vrienden waren Jan de Groot, Gerrit Hagen en Jan Molenmaker.

Jan de Groot woonde eerst in de Tinnegieter en later in de Wittenhagen. Hij was de oudste zoon van de directeur van de dienst gemeentewerken van Harderwijk. Jan is later dierenarts geworden in Doesburg en was een gerespecteerd specialist op het gebied van paarden geneeskunde. We hebben nog steeds incidenteel contact. Ik zal aan Jan, en aan de hetgeen wij allemaal beleefden, een aparte blog wijden.

 Gerrit Hagen woonde in een van de huizen aan de linkerkant
Prentbriefkaart uit 1933: Vischpoort met Schapenhoek
Uitg. Firma A.J. Wuestman Harderwijk
http://www.collectiegelderland.nl/musea/stadsmuseum-harderwijk
Gerrit Hagen heb ik 19 jaar geleden voor het laatst gezien. Hij kwam uit een gezin dat woonde in de Schapenhoek, bij de Vischpoort. Dat waren in die tijd kleine eenvoudige huisjes; de hele Vischmarkt-buurt leek toen in vrijwel niets op de situatie van nu.
Gerrit's vader was vroeger visser geweest op de Zuiderzee en later het IJsselmeer. In de tijd dat ik hem kende was zijn vader kok bij de Oranje-Nassau kazerne. Gerrit is na de HBS in Amsterdam wis- en natuurkunde gaan studeren aan de VU maar heeft die studie voortijdig afgebroken. Daarna is hij een aantal jaren officier geweest bij de landmacht. Vervolgens is hij zich gaan specialiseren in kennis op het gebied van brandbeveiliging in de meest uitgebreide zin van het woord. Uit een artikel op internet begreep ik dat hij zich daar nog steeds mee bezig houdt. Zijn eigen bedrijf op dit gebied heeft een aantal grote organisaties en bedrijven als klant.

Jan Molenkamp woonde in de Tinnegieter en zijn vader was officier. Ik herinner me dat Jan's moeder heel vaak meedeed aan prijsvragen en het insturen van slagzinnen. En dat ze vrijwel altijd een prijs won.
Op een KLM vlucht van Amsterdam naar Los Angeles in 1993 kwam ik Jan's jongere broer, Frits Molenkamp tegen, die op die vlucht dienst deed als boordwerktuigkundige. Hij vertelde me dat Jan een min of meer zwervend bestaan had geleden en een tijd daarvoor naar Canada was geëmigreerd. Daar is hij in het begin van de jaren negentig spoorloos verdwenen. Frits vloog in die tijd geregeld naar de KLM-bestemmingen in Canada en deed dan steeds verwoede pogingen om een teken van leven van Jan te krijgen maar tot dan toe tevergeefs. Op internet heb ik ook niets gevonden over Jan. Ik weet dus niet of hij nog ooit is teruggevonden.

De volledig uit jongens bestaande CLH-klas 1D 1959-'60, waarvan velen nog in korte broek!
Bovenaan ( 4e rij )van links naar rechts: Peter Baars; Bart Leusink; Jan Pieter Bas; Jan Jaap Molenaar; Piet Zwikker; Rinze Speksnijder
Daaronder (3e rij) van links naar rechts: ? Brouwer; Everhard van Ark; Herman Duif; Ronnie Teunissen; ? van Woudenberg; Adri Bontenbal; Franklin Oliemans; Gerrit van Ede en dhr. Van Lambalgen
Daaronder ( 2e rij): ?; Jan de Vries; ?; Jan de Groot; ?; Peter Offerman; ?; Diederik Vogelpoel
Vooraan (1e rij): ?;?;?; Bernard Companjen; ?; Gert Roelofsen
Coll. P.Offerman

Overige klasgenoten

Met de meeste overige klasgenoten had ik een meer wisselend contact.
Omdat ik door het schrijven van mijn blog benieuwd was hoe het met ze was gegaan in hun verdere leven, heb ik op internet informatie gezocht en van sommigen ook gevonden. Een aantal wil ik hier noemen.

Franklin Oliemans woonde in de Tinnegieter en zijn vader was officier. Franklin heb ik een jaar of tien geleden nog teruggezien op een receptie in het Militaire Luchtvaart Museum in Soesterberg. Hij was toen generaal-majoor vlieger bij de Koninklijke Luchtmacht en bevelhebber van de Nederlandse tactische luchtstrijdkrachten. Op internet las ik dat hij, na zijn pensionering actief is gebleven in bestuursfuncties bij opleidingsinstituten op luchtvaartgebied en bij de LVNL (Lucht Verkeersleiding NederLand).

Adri Bontenbal was een zoon van het hoofd van de Albert Kuyperschool, waar ik mijn laatste lagere schooljaar had doorgebracht. Daar zat hij ook bij me in de klas. Ze woonden in de Wittenhagen. Adri is later o.m. directeur geweest van de provinciale VVV's van Zeeland en Brabant.

Diederik Vogelpoel woonde in de Dennenlaan (Veldkamp) en zijn vader was officier. Het was een aardige, nogal stille jongen, die door zijn katholieke ouders was voorbestemd om priester te worden. Dat is uiteindelijk anders uitgepakt, zoals blijkt uit een indrukwekkend interview met Diederik in Trouw.

Ernst van de Wall woonde in Ermelo en zijn vader was huisarts. Bij mijn naspeuringen op internet vond ik dat Ernst internist en cardioloog is geworden; hij is als hoogleraar verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Hij is tevens voorzitter van van het hart instituut (ICIN) van de Koninklijke Nederlandse  Academie van Wetenschappen (KNAW).

Dick Wynekes woonde op de Stationslaan, bijna naast de school. Zijn vader Jan Wynekes was voor zijn veertigste al opgeklommen tot de rang van kolonel. Daar bleek, dankzij naspeuringen op internet een goede verklaring voor te zijn. Dick's moeder was Engelse, zijn vader had haar tijdens de oorlog in Engeland leren kennen.
Dick werd later eigenaar van café Flevo in Harderwijk, dat eerst in handen was van zijn schoonvader. Hij heeft het in 2006 verkocht en ik vond op internet dat daar sinds 2012 Cafe Gerritje is gevestigd. Deze bruine kroeg in de Vijhestraat 5  is volgens dit artikel in Trouw blijkbaar het oudste, nog bestaande, café van Harderwijk; het bestaat al sinds 1839.

Enne Wouda kwam uit Biddinghuizen. Tijdens een van mijn laatste schooljaren op het CLH heb ik bij hem in de klas gezeten. Het gezin Wouda was afkomstig uit Friesland. Boeren konden zich in die jaren inschrijven voor een kavel in de nieuwe IJsselmeerpolder en de vader van Enne was een van de gelukkigen. Hij had namelijk in Oostelijk-Flevoland een fonkelnieuwe boerderij en een groot stuk bouwland toegewezen gekregen.
Enne was gelukkig al 16 en hij hoefde daarom niet op de fiets op en neer omdat hij op zijn 16de verjaardag een nieuwe brommer had gekregen, naar ik meen was dat een Sparta. Ik ben een keer bij zijn ouders op bezoek geweest en was toen diep onder de indruk dat Enne met de enorme landbouwtrekker van zijn vader mocht en kon rijden alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Op internet las ik dat Enne later zelf ook boer is geworden. Volgens dit artikel heeft hij momenteel een boerderij in Biddinghuizen; voorts kon hij in 1999 zo'n 80 ha en later 300 ha grond pachten in Ságvár, een Hongaars dorp tien kilometer van het Balatonmeer. Zijn Hongaarse akkerbouwbedrijf wordt gerund door zijn Nederlandse compagnon Harm Kalfsbeek, waarmee hij in 2002 Europe Farming Agricultural Ltd. heeft gesticht.

Albert (Appie) Panhuyzen kwam uit een gezin van Indische afkomst dat woonde in de Dennenlaan. Zijn vader was majoor en commandant van de School voor Methodische Instruktie (SvMI) der Koninklijke Landmacht. Hij had daarvoor zelf een lesmethode ontwikkeld. Hij kwam medio jaren zestig tot de conclusie dat zijn aanpak binnen de krijgsmacht geen optimale resultaten opleverde. Hij nam toen ontslag en stichtte het Centraal Instituut Methodische Instructie voor het Bedrijfsleven (CIMIB BV). Binnen de kortste keren had hij vrijwel alle grote Nederlandse bedrijven als klant. Tot die klanten behoorden onder meer Philips, Unilever, Shell en KLM.

Behalve Albert zaten ook zijn broer Huib en zijn zusjes Marianne en Hillie bij ons op school. Ik kwam geregeld bij hen thuis en het viel mij op dat er altijd eten klaar stond voor de gasten, ook al kwam je op de vreemdste momenten van de dag binnen. Het was een gastvrije familie, waarbij ik mij zeer op mijn gemak voelde.

In de klas was Albert, op zijn zachtst gezegd, nogal druk. We hadden een tijdje een Engelse leraar, ik meen dat hij Blok heette, waarbij Albert aan het begin van de les vaak "preventief" uit de klas werd gehaald door een van onze conrectors.
Verslag van een muziekavond door leerlingen van het
Chr. Lyceum Nassau-Veluwe in de aula van de school
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 31-01-1966
Ik denk nu dat die leraar absoluut niet tegen het gedrag van Albert was opgewassen en dat hij de schoolleiding had gevraagd om deze maatregel.
Ik heb in de tweede helft van de jaren zestig, na mijn middelbare schooltijd, nog samen met Albert in het bestuur gezeten van de afdeling Noord-west Veluwe van de JOVD (Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie) maar daar kom ik nog op terug in een latere blog.

Huib en Marianne zaten niet bij mij in de klas maar genoten op school wel algemeen bekendheid omdat zij samen de leiding vormden van een populair schoolbandje, The Herb Four, dat regelmatig de muzikale begeleiding verzorgde bij feestelijke gelegenheden in en buiten onze school.
Ook Hillie trad regelmatig op op klasse-avonden.

Marianne is later getrouwd met onze schoolgenoot Roy Meijnderts, die ook deel uitmaakte van de Herb Four. Hij zat niet bij me in de klas maar ik ben wel eens bij hem thuis geweest.

De vader van Roy, Ferry Meijnderts, was generaal-majoor (later luitenant-generaal en commandant van het Eerste Legerkorps). Hij liet mij een bontmuts zien met daarop een grote rode ster. Die muts had hij, naar eigen zeggen, geruild voor een pet van hemzelf met de voormalige bevelhebber van het Sovjet leger, maarschalk Voroshilov (Kliment Yefremovich Voroshilov). Het was tijdens het hoogtepunt van de koude oorlog en ik vroeg mij hardop af of zoiets niet strafbaar was. Mijnheer Meijnderts moest daar toen hartelijk om lachen...


De bijgaande klassenfoto's bevatten nog al wat hiaten. Ik zou het zeer op prijs stellen als mijn lezers enige aanvullingen kunnen geven, waardoor ik de namenlijsten wat completer kan maken.

De  nog steeds alleen uit jongens bestaande CLH- klas 2C uit 1960-'61
Bovenaan staand  (4e rij) vlnr: Frans van Kampen?; Ronnie Teunissen; Wim Visscher; ?; Rinze Speksnijder; ?
Midden staand (3e rij) vlnr: ? Steijns; Everhard van Ark; ?; dhr Nust; Herman Buijzer; Tjibbe Reitsma; Jan Molenkamp
Midden zittend (2e rij) vlnr:: ?; Franklin Oliemans; Jan de Vries; Wim (?) den Besten; Adri Bontenbal; Jan de Groot; Joop Vosselman
Onderaan (1e rij) vlnr: Peter Offerman; Piet Zwikker; Evert Schafthuizen; Dick Wynekes; René van 't Hof
Coll. P. Offerman

CLH Klas 3 D  1963-'64 waarin nu eindelijk ook redelijk wat meisjes zitten
Achter staand vlnr: Jan de Beer; Peter Offerman; ?; dhr Snel; ?; ?; Herman Stikkel; :; ?; Evert Schafthuizen (?); ?; ?; ?; Carla van der Woude
Zittend vlnr: Gertje Roelofsen (?); ?; NN Aartsen; ?; ?; ?; ?; ?; Inge van der Put; ?; ?; Ernst van der Wall (?); ?; ?; ?
Coll. P. Offerman


woensdag 16 oktober 2013

Met mijn vrienden op vakantie

Het is weer herfstvakantie en dat leek mij een goed moment om een blog te wijden aan mijn eerste vakantie zonder mijn ouders en broer. Die tocht maakte ik in de zomer van 1963; op 16 jarige leeftijd. Ik ging toen met mijn HBS-vrienden Jan de Groot, Gerrit Hagen en Jan Molenkamp op de fiets helemaal naar Limburg en de Belgische Ardennen.

Eerst werken voor vakantiegeld

Vanwege uitbreiding had men in 1963-'64 veel nieuw personeel nodig
Schilders Nieuws- en advertentieblad 10-04-1964
In het voorjaar bedachten mijn drie schoolvrienden en ik dat we wel eens zonder onze directe familie op vakantie wilden. Dat moest dan wel binnen een beperkt budget want we wilden daarnaast ook nog wel met het gezin op vakantie. Onze ouders waren van mening dat we voor de kosten van die extra vakantie maar een paar weken een baantje moesten zoeken.

Hoe Jan Molenkamp en Gerrit dat toen hebben opgelost, kan ik mij niet herinneren maar Jan de Groot en ik konden in het begin van de schoolvakantie enkele weken aan de slag in een metaalwarenfabriek waar onder meer gaskraantjes werden gemaakt. Die fabriek, Heurisko geheten, was gevestigd aan de Edisonstraat, op het huidige industrieterrein Lorentz, en was eigendom van de heer W. Lodewijks, een kennis van de ouders van Jan de Groot. Als ik me goed herinner was Jan in die tijd bovendien heimelijk verkikkerd op de dochter van Lodewijks.

Heurisko was oorspronkelijk gevestigd in Amsterdam, aan de Duivendrechtsekade 15-17, maar deze fabriek was vanaf 1961 in Harderwijk aan de Edisonstraat gevestigd. In november 1963 organiseerde Heurisko samen met de firma Blocq en Manenschijn een verbroederend bedrijfsuitstapje naar Amsterdam dat werd afgesloten met een bezoek aan de Snip & Snaprevue  in Carré en om te vieren dat de heer  Lodewijks 10 jaar "op voorbeeldige wijze aan de spits van de Metaalwarenfabriek heeft gestaan" (Schilders Nieuws- en advertentieblad 1-11-1963). De fabriek werd in 1963 uit uitgebreid en daarom was in die tijd veel nieuw, ook ongeschoold, personeel nodig.
In ieder geval kwamen wij zo via mijnheer Lodewijks aan onze vakantiebaantjes.

IJzervijlsel rond een magneet
Bron: www.breem.nl
De werkzaamheden hielden in dat wij gaten moesten boren in, nog onbewerkte gaskraantjes. Daartoe werden we neergezet achter een grote boormachine, die op een statief was geplaatst. Aan de linker kant van de machine stond een mand met onbewerkte kraantjes. Na daar enkele gaten in te hebben geboord, gooiden wij de kraantjes in een mand aan de rechterzijde van de machine en als die mand vol was schoven we hem door voor de volgende bewerking.

Ter afwisseling van het boren moesten we af en toe helpen bij het lossen van vrachtwagens met loodzware ijzerplaten en de fabrieksvloer vegen.
Die vloer lag vol ijzer-slijpsel dat bij het boren en vegen ook volop in mijn sokken kwam. Die scherpe rommel was er bijna niet meer uit te krijgen, zelfs niet na ettelijke malen wassen. Mijn moeder heeft in de maanden daarna uiteindelijk, ten einde raad, maar een aantal paren sokken weggegooid.

Het boren van gaskraantjes was geen zwaar werk maar wel erg eentonig en ik kreeg dan ook medelijden met een groepje oudere mannen, die dat soort werk al tientallen jaren deden. Die mannen waren bovendien bang voor de afdelingschef, een veel jongere man in een stofjas, die zich nogal bot en autoritair gedroeg.

We zouden in die fabriek drie weken werken maar aan het eind van de tweede week had ik er schoon genoeg van. Ik bedacht een plannetje waardoor ik vroegtijdig ontslag zou krijgen en tegelijkertijd de oudere arbeiders een aardig verzetje kon bieden aan het begin van het weekend. Op vrijdagochtend vertelde ik hen wat ik van plan was. Ze keken me daarna enigszins verschrikt en ongelovig aan en vroegen me of ik dat wel durfde.
Aan het eind van de middag was het zo ver. De vloer moest voor het weekend worden geschrobd met water dat werd getapt in emmers. Op een zeker moment posteerde ik me met een volle emmer achter de bedrijfsleider en kieperde de inhoud pardoes over hem heen. Het effect was dat van een ouderwetse slap-stick. De mannen stonden er met open mond naar te kijken en durfden nauwelijks te lachen....
Zoals ik verwacht had, werd ik op staande voet ontslagen en zo eindigde mijn dienstverband met mijn eerste werkgever voortijdig. Jan bleef er nog een extra week werken. Maar ik vond dat ik voldoende geld had verdiend voor onze fietstocht.

De voorbereiding van de "expeditie"

Zegel van de kampeerkaart
website van Leo Bakx
Alvorens te vertrekken moesten we natuurlijk een ANWB-kampeerkaart hebben; we moesten een route uitstippelen en onze bagage een keer proefpakken op de snelbinders en in de fietstassen.

Tevens moesten onze oude fietsen worden nagekeken. In het geval van Jan de Groot en mijzelf betroffen dat fietsen zonder versnelling, met alleen een terugtraprem. Gerrit Hagen en Jan Molenkamp hadden, voor zover ik mij herinner, velgremmen en slechts één van hen had een fiets met een drieversnellingsnaaf. Om de rem-capaciteit wat te verbeteren liet ik een extra velgrem monteren op het voorwiel van mijn fiets.

Een oudjaars-advertentie van Cornelissen
Meestal bevatte zo'n advertentie ook een nieuwjaarswens,
maar deze was erg kort van stof
Schilders Nieuws- en advertentieblad 31-12-1963
Dat gebeurde bij de fietsenzaak van de heer J.Cornelissen, die indertijd was gevestigd  aan de Mecklenburglaan, naast de melkhandel van Arendsen. Wij waren vaste klant van Cornelissen, die tussen 1936 en 1969 zijn rijwielzaak in Harderwijk had (daarna werd de winkel overgenomen door G. Boonen). Aanvankelijk was zijn zaak gevestigd aan de Smeepoortstraat (tot 1936) en later ging hij naar de Leuvenumseweg 2. Dat deel van de Leuvenumseweg veranderde begin jaren '60 van naam en werd toen Mecklenburglaan.

Wat de kampeerspullen betreft gingen er twee lichtgewicht tweepersoons tentjes mee en voorts voor iedereen een luchtbed en een slaapzak met binnenzak. Verder een pomp voor het opblazen van de luchtbedden, een tenthamer, een kooktoestelletje, een zaklantaarn, bandenplak-spullen, kleding, eetgerei, toilet artikelen, handdoeken, een theedoek, veldflessen met water voor onderweg, etcetera.
Die tentjes, en ook onze andere kampeerspullen, waren overigens helemaal niet zo licht en klein als tegenwoordig want ook op het gebied van de ontwikkeling van steeds lichtere en sterkere materialen heeft de tijd niet stilgestaan. Het was best lastig om al die grote en zware spullen op onze fietsen te krijgen maar uiteindelijk hadden we de zaken toch goed verdeeld.

De tocht

Jan de Groot en Gerrit Hagen bepakken
 op de camping van Mook een  fiets
Coll. P. Offerman 
We vertrokken op een dag met koel en wisselvallig zomerweer. Bij Apeldoorn moesten we onze eerste helling nemen, een voorproefje van wat nog ging komen. Op dat moment merkten we toch wel het effect van het extra gewicht, dat we op onze fietsen moesten meetorsen.

Na Apeldoorn reden we, via Arnhem en Nijmegen naar onze eerste camping. Die camping bevond zich net over de grens van Gelderland met Limburg, in Mook. We waren best moe na die eerste dag en we sliepen als rozen.

De volgende dag fietsten we naar een camping op de Sint Pietersberg bij Maastricht, nog net in Nederland. We waren te moe om de stad in te gaan en bovendien enorm gespitst op het oversteken van de grens, die in die tijd ook nog echt een grens was.




Een portret van de blogschrijver als jonge man met de volbepakte fietsen
Het begon al goed op dit kampeerterrein, want je moest je melden in het café !
Coll. P. Offerman

Op de derde dag fietsten we naar onze eindbestemming, Remouchamps in de Belgische Ardennen. De camping lag aan de rechter oever van de Amblève. De klim die we na Luik moesten maken staat me nog helder voor de geest. Het was, op een fiets zonder versnelling en met kampeerspullen, niet te doen.
Ik stapte binnen de kortste keren af en kort daarna volgden ook de anderen. We moesten dus een heel eind met de fiets in de hand naar boven lopen. Op een zeker moment zat ik er helemaal doorheen maar eenmaal boven gekomen volgde een spectaculaire afdaling naar het Amblève dal. De vermoeidheid verdween als sneeuw voor de zon en ik geloof niet dat ik ooit met een hogere snelheid op de fiets heb gezeten dan toen. We kwamen met hete, bijna rokende, remmen beneden en toen was het nog slechts een klein stukje naar de camping.

Onze tentjes worden ingepakt voor de volgende etappe; v.l.n.r. Gerrit Hagen, Jan de Groot en Peter Offerman
Coll. P. Offerman

Jan Molenkamp, King of the road...
Coll. P. Offerman
We bleven enkele dagen in Remouchamps en maakten ook nog een uitstapje naar de watervallen van Coo.
Naast de watervallen was een kartingbaan. Je kon daar voor een redelijk bedrag een aantal rondes rijden. We maakten daar toen een echte wedstrijd van en voelden ons welhaast formule 1 coureurs. De karts, in die tijd werden ze nog "skelters" genoemd maakten een enorme herrie en hadden tweetakt motoren die liepen op mengsmering en enorm stonken en rookten.

De coureurs staan stoer klaar voor de start op het "circuit van Coo"
V.l.n.r. Gerrit Hagen, Peter Offerman, Jan de Groot, Jan Molenkamp
Coll. P. Offerman



Op een avond gingen we naar een café in het centrum van Remouchamps. Daar heb ik toen mijn eerste biertje gedronken; het was een tap-pilsje van het Belgische merk Pied Boeuf. Ik vond dat eerste biertje vreselijk smerig en kan me dat, nu ik daar aan terugdenk, nauwelijks voorstellen. Uiteraard bezochten we ook de druipsteengrotten van Remouchamps.

Dammetjes bouwen in de rivier
We waren jongens en dat waren we...
Coll. P. Offerman
Een simpele, voedzaam kampeermaaltijd;
maar lastig om netjes naar binnen te werken...
Links Peter en rechts Gerrit als primitieve holenmensen
Coll. P. Offerman



Na een dag of vier moesten we aan de terugtocht beginnen en die begon natuurlijk weer met een steile klim vanuit het Amblèvedal naar Luik en een daarop volgende afdaling naar het Maasdal  richting Maastricht.
De terugtocht deden we opnieuw in drie dagen. Onze laatste stop was op een camping bij Arnhem.

Nog een laatste blik op het dal van de Amblève
Coll. P. Offerman
Het is in deze tijd, waarin ook jongeren naar de verste uithoeken van de aarde vliegen, waarschijnlijk onvoorstelbaar dat zo'n fietstochtje naar de Ardennen 50 jaar geleden voor mijn vrienden en mij een enorm avontuur was.

Aan vliegreizen naar andere continenten durfden we in die tijd nog helemaal niet te denken, al was het  maar vanwege de kosten. Dat was toen voor 99% van de Nederlandse jongeren en ook voor de overgrote meerderheid van de volwassenen een, financieel onbereikbare, droom.

In de decennia daarna nam de welvaart enorm toe en werd vliegen steeds goedkoper en daarmee bereikbaar voor steeds meer mensen. Terugdenkend heb ik het gevoel dat, naast alle ontwikkelingen op het gebied van elektronica en internet, de groei van de mobiliteit een van de belangrijkste ontwikkelingen is geweest van de afgelopen 50 jaar.

woensdag 9 oktober 2013

De klompenopstand

Schilder's nieuws-en advertentieblad 01-02-1963
Begin 1963 vond de feestelijke opening plaats van de nieuwbouw van het Christelijk Lyceum Harderwijk.
Tot die tijd was een belangrijk deel van het sterk groeiende aantal leerlingen gehuisvest in houten noodlokalen, waar zelfs een blind paard nog geen schade kon aanrichten.

De nieuwbouw achter de school bestond uit "18 lokalen, een gymnastiekzaal, een grote overblijf- en garderoberuimte, benevens een etage met docentenkamer, rectorskamer, administratieruimte en vertrek voor de dokter".
Bovendien was het oude schoolgebouw inwendig volledige vernieuwd en gemoderniseerd.

Onze rector, Westerhuis, had ten behoeve van de nieuwbouw reeds op 4 november 1959, precies op de dag van het 40-jarig jubileum van het lyceum, de eerste funderingsgleuf gegraven met een bulldozer.

Uiteraard behoorde de rector ook tot een van de sprekers tijdens de opening.
Volgens het Schildertje hield hij tijdens zijn feestrede onder meer een betoog voor de vrije ontplooiing van het individu en wees erop dat de wijze, waarop de nieuwbouw was uitgevoerd en was ingericht, daarbij behulpzaam zou kunnen zijn. Zo was er in vergelijking met het oude gebouw meer licht, lucht en ruimte.

Een ander belangrijk verschil met het uit de jaren twintig daterende oude gebouw, betrof de vloer. In het oude gebouw was deze van steen maar in de nieuwbouw was de vloer bedekt met linoleum.
Schilder's nieuws-en advertentieblad 01-02-1963

De keuze voor dit materiaal had een consequentie, die in het vervolg van deze blog duidelijk zal worden. Want de schoolleiding was niet alleen trots op de nieuwbouw en het nieuwe interieur maar, naar goede calvinistische traditie, ook heel zuinig...

Uit de bijgaande krantenknipsels blijkt dat de opening gepaard ging met ronkende toespraken en psalmgezang en voorts "een feestdrank en een goede sigaar" voor de aanwezige heren.
Ook conrector van der Putte gaf acte de présence. Hij nam plaats achter de nieuwe vleugel voor de begeleiding van Gezang 148, vers 1 en 6 met de toepasselijke titel "Van U zijn alle dingen".

Het nieuwe schooljaar

In september 1963 begon ik voor de tweede maal aan de derde klas van de HBS; ik had het jaar daarvoor een onvoldoende teveel gehaald om te kunnen overgaan naar de vierde.
Die herfst werd voor mij gekenmerkt door een bijzondere gebeurtenis, die misschien kan worden gezien als een voorloper op de opstandige stemming van de late jaren zestig.
In de eerste helft van dat decennium was de samenleving nog gezagsgetrouw en verzuild. Maar de wereld werd al woelig. De belangrijkste aangelegenheden op het wereldtoneel waren de Cuba-crisis, een dieptepunt in de koude oorlog; de moord op de Amerikaanse president Kennedy in november 1963; de onafhankelijkheid van Algerije en, op Nederlands niveau, het verlies van onze laatste kolonie in het verre Oosten, Nieuw-Guinea.

Oproer en protest

Het nieuwe schooljaar 1963-'64 begon, zoals gebruikelijk, met het bekendmaken van de nieuwe lesroosters. Niets wees op dat moment op de spannende gebeurtenissen die begin oktober zouden plaatsvinden.
Wat was het geval?
Onder het mom van bescherming van de vloeren in het nieuwe gedeelte van de school werd plotseling een artikel uit de statuten afgestoft. Dat artikel stelde dat meisjes uitsluitend schoenen mochten dragen met platte hakken, de zogenoemde "flats". Niemand mocht meer op zwart-afgevende rubberhakken of zolen op school komen. Die regel bestond blijkbaar al langer maar werd tot die tijd niet of nauwelijks gehandhaafd.

De precieze volgorde van de gebeurtenissen, die in oktober 1963 plaatsvonden, staat mij niet geheel helder voor de geest. Daarom geef ik ze hierbij weer op de wijze, zoals ik ze me herinner. Als er lezers van mijn blog zijn, die het zich anders herinneren, ben ik benieuwd naar hun zienswijze.

Om tegen de inbreuk op de keuzevrijheid van schoeisel te protesteren besloot Marion Maars, dochter van de directeur van de gelijknamige, in Harderwijk gevestigde fabriek van armaturen en wandsystemen, naar school te gaan op schoenen met blokhakken, waarvan toch onmogelijk kon worden beweerd dat die de vloeren konden beschadigen. Het waren immers niet eens naaldhakken of pumps. Marion was in 1960 vanuit Amsterdam naar Harderwijk verhuisd en had haar lagere school periode dus in de hoofdstad doorgebracht. Zij had een jaar lang bij mij in de klas gezeten en viel toen al op door haar gedrag dat door mij en diverse mede leerlingen als eigenzinnig werd ervaren. Wellicht droegen haar Amsterdamse wortels daar toe bij.
Marion werd, min of meer zoals verwacht, de toegang tot de school ontzegd. Ze mocht pas weer op school komen als ze haar blokhakken verving door platte exemplaren.

Deze rigide handelswijze schoot een groot aantal MMS (Middelbare Meisjes School) leerlingen in het verkeerde keelgat. Zij besloten tot een ludieke actie door op school te verschijnen "op meer of minder geboende klompen met en zonder stro". En ondanks het gegeven dat klompen toch echt platte hakken hebben, werd ook hen de toegang geweigerd.

Hierdoor escaleerde de situatie; leerlingen besloten tot een massale protestactie. De volgende dag weigerden de scholieren de school te betreden en bleef iedereen op het schoolplein staan. Voor zover ik mij herinner deed werkelijk iedereen mee en waren er geen "spelbrekers". Enkele leerlingen hadden spandoeken bij zich die waren gemaakt van oude lakens, daarbij gesteund door hun ouders.

Schilder's nieuws-en advertentieblad, 11-10-1963
En er was zelfs een jongen die het protest kracht bij zette door het lossen van enkele schoten met het alarmpistool van zijn vader. Hier was wellicht sprake van een ietsje teveel zelf initiatief want het valt zeer te betwijfelen of deze actie kon rekenen op de goedkeuring van zijn ouders.

Rector Westerhuis probeerde de gemoederen te bedaren met een toespraak maar hij bleef vrijwel onverstaanbaar als gevolg van de gescandeerde protesten uit honderden tiener kelen. Het weer was ons die dag gunstig gezind dus buiten blijven werd niet als straf ervaren. Maar uiteindelijk ging iedereen toch weer braaf de lessen volgen. We waren immers in die tijd nog niet gewend aan dit soort rebels gedrag.

De Harderwijkse schoenenzaak Vedder speelde alert  in op de "hakkenkwestie" door het plaatsen van bijgaande advertentie. Een dochter van de heer Vedder zat overigens ook op onze school.


Schilder's nieuws-en advertentieblad, 11-10-1963

Nauwelijks aandacht in de media

Het is verbazend dat er in de krantenarchieven zo weinig is terug te vinden van deze gebeurtenis. Weliswaar werd er enige aandacht aan de "klompenparade" besteed maar de opstand van de volgende dag werd in de media afgeschilderd als "een ietwat gespannen sfeer". Voor het overige haastte het journaille zich met het weergeven van de "volstrekt terechte" mening van de rector en werd het gedrag van de "MMS meiskes" afgedaan op een buitengewoon badinerende toon. Ik vermoed dat de heer Westerhuis tijdens het gesprek met de pers erop heeft aangedrongen om geen aandacht te besteden aan de demonstratie op het schoolplein. Wel werd in een artikel in de volgende editie van het Schildertje nog de mening van een vader weergegeven, die de "anti-flats-demonstratie" enigszins wilde nuanceren.

Schilder's nieuws-en advertentieblad, 18-10-1963
Schilder's nieuws-en advertentieblad, 18-10-1963























Bij dit alles moet worden bedacht dat in die tijd niet alleen de bevolking maar ook de media nog zeer gezagsgetrouw waren, zoals ik in het begin van deze blog reeds vermeldde.

Interviews met autoriteiten waren over het algemeen onderdanig van taal. Ministers werden nog aangesproken met "Excellentie" en vrijwel geen journalist waagde het om meer dan milde kritiek te hebben op de uitspraken van hen die "hooggeplaatst" waren.

Dat die houding in de tweede helft van de jaren zestig een welhaast revolutionaire verandering zou ondergaan, wisten we toen nog niet maar die verandering hing, getuige het voorgaande relaas, al wel in de lucht.

NB Er kan in deze blogs ook op de afbeeldingen/krantenartikelen worden geklikt om ze groter te zien (dat werkt niet bij allemaal maar wel bij de meeste)

woensdag 2 oktober 2013

Mijn luchtdoop

Als jongetje van een jaar of 8 was ik al gefascineerd door vliegtuigen. Geregeld landden er op het terrein van de WGF kazerne, achter ons huis, militaire helikopters en als ik er weer eens eentje hoorde naderen, rende ik altijd naar buiten. Ze kwamen zo laag over ons huis dat je de piloot kon zien zitten.

Schiphol begin jaren '60 met vooraan een Lockheed Electra
Coll. P. Offerman
Als we met het gezin naar onze familie in Amsterdam gingen hoopte ik steevast dat er voldoende tijd zou zijn om een bezoekje te brengen aan Schiphol. Een enkele keer lukte dat ook. En toen op de lagere school een schoolreisje Schiphol als bestemming had was ik in de zevende hemel. We maakten toen een rondrit over het platform in een soort toeristen-treintje met uitleg via de luidsprekers in de wagentjes.
Ook als we bij onze familie in Loosdrecht waren wilde ik graag vliegtuigjes kijken en fotograferen. Dat gebeurde dan op het vliegveld Hilversum. Daar landden en startten kleine motorvliegtuigen en er werden zweefvliegtuigen "opgelierd".


De Harvard van Harderwijk

De Harvard bij de Knardijk in Harderwijk.
Op deze foto is de enthousiast wuivende "piloot",
 ik dus, nauwelijks te zien.
Coll. P. Offerman
In Harderwijk stond enige tijd een afgedankt lesvliegtuig van de luchtmacht. Dat was een North American T-6 Texan, in Nederland beter bekend als de Harvard. Dit eenmotorige vliegtuigtype werd van 1946 tot 1968 gebruikt om piloten te trainen. Deze Harvard stond aan het begin van de Knardijk, aan de kant van het industrieterrein Lorentz en ongeveer schuin tegenover de Flevo-Garage, de Volkswagendealer, van B. Lijs. De motor was er uiteraard uit gehaald maar je kon er heerlijk in spelen want de cockpitkap kon worden geopend en dan kon je er in zitten en doen of je vloog. De stuurknuppel, het voetenstuur en een deel van de instrumenten zaten er nog in. Volgens mij hebben bijna alle Harderwijkse jongens van mijn leeftijd daar toen wel eens gespeeld en zitten dagdromen in de cockpit.

Deel van schilderij Roxy, skywriting sigarettenmerk 
van schilder Rein Pol uit jaren  '50
http://www.reinpol.nl/
Een ander, door de luchtmacht afgedankte maar nog volledig inzetbare, Harvard werd in de jaren zestig gebruikt door het Hilversumse luchtreclamebedrijf Skylight. Met dat vliegtuig werd aan luchtschrijven (skywriting) gedaan, Skylight had een contract met het Nederlandse sigarettenmerk Roxy. Met de Harvard werd de naam Roxy, met behulp van met een rookverspreider, in dikke witte rook in de lucht geschreven. Het publiek ging vanzelf naar boven kijken als er een Harvard in aantocht was want ze maakten een opvallend, knetterend geluid.
Het zeer herkenbare geluid van zo'n Harvard vliegtuigmotor is goed te horen op dit filmpje.
The New Zealand Warbirds ‘Roaring Forties’ Harvard aerobatic team are shown here during their display at the Royal New Zealand Air Force’s 75th Birthday celebration airshow at RNZAF Ohakea. - See more at: http://www.uasvision.com/2013/01/11/north-american-t-6-texanharvard-flying-display/#sthash.MWvFeVTn.dpuf
Als er niet teveel wind was bleef het woord Roxy soms wel 10 minuten zichtbaar. Deze Harvard van Skylight was toendertijd ook in de lucht boven Harderwijk regelmatig in actie.

Cockpit

Cockpit nr 4 april 1962
http://www.catawiki.nl
Toen ik in de eerste klas van de HBS zat, vroeg en kreeg ik van mijn ouders voor mijn verjaardag een abonnement op het luchtvaart maandblad voor de jeugd, later het blad voor luchtvaart-enthousiasten, "Cockpit". De hoofdredacteur was Hugo Hooftman, mijn grote voorbeeld in die tijd. Ik las Cockpit iedere maand van de eerste tot de laatste pagina en kon niet wachten tot het volgende nummer verscheen. Mijn abonnement werd diverse malen verlengd en ik heb Cockpit tot 1966 gelezen.

Voor abonnees bood het blad de mogelijkheid om voor een bedrag van 3 gulden een rondvlucht te maken vanaf Schiphol in een vliegtuig van Martin's Air Charter, later Martinair Holland. Die 3 gulden betekende een fikse korting want normaal kostte zo'n rondvlucht 12 gulden. Mijn Harderwijkse schoolvriend, Jan de Groot, was ook enige tijd abonnee en hij kon toen ook gebruik maken van die korting.

Op een dag in augustus 1963, dit jaar dus 50 jaar geleden, trokken we de stoute schoenen aan en vertrokken wij, twee 16- jarige schooljongens, per trein naar Amsterdam. Daar namen we de bus van Maarse en Kroon naar Schiphol-Oost. Oost werd er toen nog niet bij vermeld want er was toen nog geen ander deel van Schiphol. De huidige luchthaven, Schiphol-Centrum, werd namelijk pas in 1967 in gebruik genomen. Op Schiphol-Oost zijn nu kantoorgebouwen en de hangars waar de vliegtuigen worden onderhouden. En er is nog steeds een platform en een stationsgebouwtje, maar alleen voor de afhandeling van zakenvluchten.

Na enige tijd de vertrekkende en aankomende vliegtuigen te hebben gadegeslagen, begaven Jan en ik ons met onze kortingsbonnen naar de hoek van het platform, links van het stationsgebouw, waar de rondvluchten vertrokken. Het klinkt wellicht ongelooflijk maar je liep toen, door een openstaand hekje, zo het platform op. Daar stond een caravan met een open zijkant, waar de kaartjes werden verkocht. Daar leverden wij onze kortingsbonnen in en, na betaling van 3 gulden elk, ontvingen we onze rondvlucht tickets en konden we naar het gereed staande vliegtuig lopen. Dat vliegtuig was een, toen 20 jaar oude, Douglas DC-3 "Dakota".

Oprichter Martin Schröder kocht in 1960 zijn eerste Dakota's DC-3, geschikt voor vracht- of passagiersvervoer. Daarmee ontstond tevens een stewardessencorps. Op de foto in het midden de latere mevrouw Schröder, Tineke Nipshagen.
ANP-archief  MARTINAIR Ruud Taal






De Dakota is het meest gebouwde transportvliegtuig in de geschiedenis van de luchtvaart. Er zijn er meer dan 12.000 gebouwd, waarvan het overgrote merendeel tijdens de tweede wereldoorlog ten behoeve van de geallieerde luchtmachten. Een groot deel van die vliegtuigen begon na de oorlog aan een tweede carrière als verkeersvliegtuig. Dakota's vliegen nog steeds in vele landen rond, inmiddels voornamelijk bij organisaties van historische vliegtuigen. Dat er nog steeds vliegtuigen van dit type vliegen is vooral te danken aan de relatief simpele constructie en het daarmee gepaard gaande onderhoud. Zo heeft het vliegtuig bijvoorbeeld geen drukcabine. En het is natuurlijk een groot compliment voor de ontwerpers en de bouwkwaliteit van de Dakota, waarvan de laatste exemplaren kort na de oorlog werden afgeleverd.
Een filmpje over een recente rondvlucht in een Dakota DC 3, geschilderd in de oude kleuren van Martin's Air Charter op vliegveld Lelystad is hier te zien.


Eindelijk de lucht in

We waren de eerste passagiers en moesten in het vliegtuig nog bijna een uur wachten tot alle 28 stoelen waren bezet. Toen gingen de deuren dicht en werden de twee motoren gestart; de spanning steeg ten top!
Langzaam taxiede het vliegtuig naar de startbaan waar de motoren nog even werden proefgedraaid op vol vermogen. Onze Dakota stond tijdens dat proefdraaien nog op de remmen maar wilde duidelijk graag de lucht in want hij stond enorm te schokken. Even later reden we het begin van de startbaan op en daar gingen we. Dreunend kwamen de beide 1.200 pk sterke motoren tot leven en er volgde een krachtige acceleratie. Vervolgens kwam het staartwiel los en hingen we niet meer achterover in onze stoelen. Na ongeveer een halve minuut kwamen we los en begon het vliegtuig langzaam te klimmen naar een hoogte van 450 meter. We vlogen ongeveer een kwartier boven Amsterdam en ik genoot van het uitzicht op het centrum van de stad, het grachtenpatroon, het IJ en de havens. Na een vlucht van 20 minuten landden we alweer en zakte het vliegtuig, bij het minderen van de snelheid, weer op het staartwiel. We taxieden terug naar het platform, de motoren werden afgezet, de deur ging open en we stapten uit.
Na die eerste vlucht van mijn leven wist ik wat ik wilde worden, piloot!

Wiskunde bijles

Om tot de opleiding tot vlieger te worden toegelaten mocht je in die tijd geen bril dragen; daar voldeed ik aan. En je moest een HBS-b of Gymnasium-beta opleiding hebben met goede cijfers voor de exacte vakken: algebra, meetkunde, natuurkunde en scheikunde. Natuur- en scheikunde leverden voor mij geen probleem op en ook hoofdrekenen kon ik prima  maar met algebra en meetkunde wilde het helaas absoluut niet lukken. Als gevolg van een soort blinde vlek had ik voor deze vakken altijd een onvoldoende.
Omdat ik zo graag vlieger wilde worden heb ik op de HBS vele wiskunde-bijlessen gehad, zoals reeds beschreven in mijn vorige blog. Maar hoezeer ik ook mijn best deed en wat ik ook probeerde, de resultaten bleven bedroevend.
Zo viel, langzaam maar zeker, de droom om het vliegen tot mijn beroep te maken, in duigen.

Whiskey Four Lockheed T-33A T-Bird boven Nederland
http://aerobaticteams.net/whiskey-four.html
Wel gingen mijn schoolvrienden en ik in die jaren een paar keer naar de open dagen voor scholieren van de Koninklijke Luchtmacht en de Marine Luchtvaart Dienst. We werden dan met bussen naar een militaire basis vervoerd en daar kregen we dan een heel programma voorgeschoteld, inclusief vliegdemonstraties. Daarbij trad onder meer het in die tijd beroemde stuntteam Whisky Four op. Dit stuntteam werd opgericht in 1956 en vloog vanaf  1958 met vier Lockheed T-33A straaltrainers. Tijdens deze open dagen werden kosten noch moeite gespaard! De bedoeling van dit alles was natuurlijk om jongelui enthousiast te maken en te wijzen op de mogelijkheden om te kiezen voor een loopbaan bij defensie. Maar, ondanks het feit dat ik diep onder de indruk was, van wat er op die dagen allemaal werd vertoond, trok de militaire vliegerij mij niet.

Met de luchtvaart zou ik in mijn latere leven toch nog heel veel, zo niet alles, te maken krijgen maar dat wist ik toen nog niet.....

Met rode oortjes rondkijken op een open dag bij een DeHavilland of Canada DHC2 "Beaver" van de Luchtmacht
Coll. P. Offerman