Posts tonen met het label Leo Schmidt. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Leo Schmidt. Alle posts tonen

maandag 28 oktober 2013

Jan de Groot en ik

Van alle vrienden die ik tijdens mijn HBS periode heb gehad, was Jan de Groot degene met wie ik het meest optrok. Jan en ik hebben veel samen meegemaakt, ondanks het feit dat we alleen de eerste twee schooljaren op de middelbare school bij elkaar in de klas zaten. We zijn echter ook daarna intensief met elkaar opgetrokken en ik bewaar aan die tijd uitstekende herinneringen. Het lijkt mij daarom gepast over Jan een aparte blog te schrijven.
NB Op sommige afbeeldingen kan worden geklikt om ze te "ver-groot-en"


Het gezin De Groot


Jan 13 jaar oud
Jan was de oudste van een gezin, dat, toen ik hem leerde kennen, al vijf kinderen telde.
Daar kwam enige tijd later nog een tweeling bij. Ze woonden aanvankelijk in de Tinnegieter en later in de Wittenhagen. Het waren hartelijke en aardige mensen maar het was wel een groot en druk gezin, dus Jan ontvluchtte de drukte vaak en kwam dan bij ons thuis studeren. Hij kon zich in de rustige omgeving bij ons thuis, naar eigen zeggen, beter concentreren.


De vader van Jan had, net als de mijne, bouwkunde gestudeerd aan de HTS (Hogere Technische School). De vader van Jan in Utrecht, die van mij in Amsterdam. Ze waren door die studie bevoegd om de titel Ing. te voeren, net een trapje lager dan de universitaire titel Ir. De titel Ing. stond voor register ingenieur.
Onze beide vaders waren in overheidsdienst. Jan´s vader was van 1955 tot 1970 adjunct directeur en van 1970 tot 1984 directeur bij de Harderwijkse Dienst Gemeentewerken en de mijne werkte bij de Dienst der Genie van het Ministerie van Defensie.

De Harderwijkse binnenstad

Tot het einde van de jaren zestig was een groot deel van de Harderwijkse binnenstad er slecht aan toe. Er was in de eerste periode na de oorlog geen geld beschikbaar voor het merendeel van de noodzakelijke vernieuwingen en verbeteringen. De Vischmarkt en de omgeving daarvan was erg verwaarloosd en wat verkrot en bestond in die tijd voor een groot deel uit bouwvallige huizen en bedrijfjes. Zo was er op de Vischmarkt een bedrijfje waar anti-roest behandelingen van auto's werden uitgevoerd volgens de Zweedse Dinitrol-methode. Dat gaf een enorm smerige bende en het stonk in de omgeving van dat zaakje vreselijk.

Je kunt je nu niet meer voorstellen dat daar minder dan een halve eeuw geleden dit soort activiteiten plaatsvonden. De Vischmarkt behoort naar mijn mening inmiddels tot de meest sfeervolle pleinen van ons land met zijn schitterende oude huizen en zowaar twee restaurants met een Michelin-ster.
In de eerste helft van de jaren zestig begon er, langzaam maar zeker, meer budget vrij te komen om de zaken grondig aan te pakken. In veel gemeenten betekende dat heel veel slopen en daarna, op de vrijgekomen plekken, nieuwbouw neerzetten in het kader van de vooruitgang. Veel stads- en dorpscentra verloren door deze aanpak hun oorspronkelijke karakter en lijken sindsdien als twee druppels water op elkaar. Deze plaatsen hebben letterlijk hun hart verloren in die jaren.

Schilder's Nieuws en advertentieblad 23-02-1970
Zo niet het oude centrum van Harderwijk; dankzij de visie van directeur C. F. W. Rietveld, tot 1970 de directe chef van Jan's vader werd er in de Harderwijkse binnenstad slechts sporadisch gesloopt en vooral heel veel gerestaureerd. De visie van de heer Rietveld werd ingegeven door diens grote belangstelling voor de geschiedenis van oude stadscentra in het algemeen en dat van Harderwijk in het bijzondere.

De heren Rietveld en De Groot vormden vele jaren een hecht team en de vader van Jan zette na de pensionering van de heer Rietveld, diens beleid voort. De oude binnenstad werd door deze aanpak gerestaureerd met een zo groot mogelijk behoud van het authentieke karakter. Met de toenemende verkeersdrukte werden ook de wegen en de parkeermogelijkheden aangepast.

Je moet er nu niet meer aan denken dat de bussen van de VAD en allerlei ander gemotoriseerd verkeer door de Donkerstraat zou rijden, zoals in de jaren vijftig en zestig nog het geval was.

Ook bij het ontwikkelen en uitvoeren van de na-oorlogse nieuwbouwwijken, uitbreidingsplannen en nieuwe wegenstructuur heeft het duo De Groot-Rietveld een hoofdrol gespeeld. Harderwijk groeide en er kwamen steeds meer mensen wonen, die afkomstig waren uit andere delen van het land. Veel autochtone "Harderwiekers" voelden zich niet altijd even gemakkelijk bij alle veranderingen die de nieuwkomers met zich meebrachten. Ik had bij de komst van al die nieuwbouwwijken ook een dubbel gevoel; het was nodig en nuttig maar het ging wel ten koste van schitterend agrarisch gebied met wuivend graan en met grazende koeien.
Bij zijn afscheid in 1984 sprak Jan's vader terecht de woorden: "Iets afbreken is gemakkelijker dan iets opbouwen". 

 Schilder's Nieuws en advertentieblad 21-12-1981
Mijnheer De Groot bekleedde tussen 1964 en 1981 nog een tweede functie,  commandant van de vrijwillige Harderwijkse brandweer.

Als de brandweer buiten kantoortijden moest uitrukken ging er in huize De Groot een luid alarm af dat hoorde bij een speciaal telefoontoestel. Er volgde dan een gesprek van slechts enkele seconden en dan kwamen Jan´s ouders in actie.

De rol van Jan´s moeder was daarbij om te helpen bij het aanreiken van de nodige uitrustingsstukken, die de brandweer commandant moest dragen.

Eenmaal in het pak gehesen vertrok Jan´s vader vervolgens met grote haast naar de plek des onheils.







Fietsen en brommen

Over onze gezamenlijke luchtdoop, onze eerste vakantiebaan en onze fietsvakantie, samen met Gerrit Hagen en Jan Molenkamp heb ik het in eerdere blogs al gehad. Maar er is veel meer dat het vermelden waard is. Zo fietsten we heel vaak tweemaal per dag samen heen en weer naar en van school. Tijdens die fietstochtjes bespraken we dan het wel en wee van tieners in de jaren zestig. Niet zelden passeerden daarbij ook de meisjes van onze school de revue. En soms ook wel de politiek of onze plannen voor de toekomst.
Vaak ging Jan dan na schooltijd met mij mee naar huis om daar te leren en leuke dingen te doen. Tot die "leuke dingen" behoorde onder meer de gewoonte van Jan om af en toe in een van de vele bomen die om ons huis stonden te klimmen en zich dan onder het uitroepen van een kreet zogenaamd te laten vallen. Hij bungelde daarna met een hand aan een tak op ettelijke meters hoogte. Ik had toen al flink last van hoogtevrees en vond een dergelijke handelwijze getuigen van ware doodsverachting.

Na de fietsen kwamen de brommers die we, kort na onze zestiende verjaardag, voor een prikkie tweede- of derdehands hadden aangeschaft. De mijne was een Berini M21 zonder versnelling uit 1957 (klik hier door naar een website met de geschiedenis van de Berini) en Jan had als ik het me goed herinner een Batavus met twee versnellingen die ook de tweede helft van de jaren vijftig dateerde.

Ook mijn broer Paul had een brommer.
Hier zit hij op zijn Tomos, een goedkopere versie van de Puch.
coll. P.Offerman
Het onderhoud deden we zelf, dat wil zeggen dat Jan, vaak samen met mijn broer Paul, onze beide brommers onderhield want Paul had twee rechterhanden en ik de twee linker van de familie. Voor het halen van voordelige onderdelen had Jan "een mannetje" op het Harderwijkse woonwagenkamp, waarmee hij dan vaak ook nog een tijd onderhandelde teneinde de prijs nog wat te laten zakken. En verder mengden we, volstrekt illegaal natuurlijk, de tweetakt benzine met goedkope petroleum, die onze moeders gebruikten voor huishoudelijke doeleinden. Weliswaar was het starten dan een hele toer en kwam er enorm veel rook en een verdachte geur uit de uitlaat maar het scheelde wel weer in de kosten... Gelukkig zijn we nooit betrapt want dan was onze besparing waarschijnlijk volledig tenietgedaan. Wel vroeg mijn moeder zich regelmatig af hoe het toch mogelijk was dat de petroleum nu al weer op was...

Voordat Paul zijn Tomos kocht, had hij een oude NSU
Schilder's Nieuws en advertentieblad 22-02-1968
Toen het achterwiellager van mijn Berini het had begeven, heeft Jan een, uiterst kundig gemaakt, vervangingsexemplaar gefabriceerd van karton dat tot onze verbazing maanden lang heeft standgehouden.
De Batavus van Jan wilde op een regenachtige dag om een onverklaarbare reden niet starten. Zijn moeder was niet thuis dus om droog te kunnen werken had Jan zijn brommer in de keuken gezet, die aan de achtertuin van hun huis grensde. Allereerst wilde hij controleren of er nog wel benzine in de tank zat maar toen hij de dop opende zag hij niets. Om beter te kunnen zien stak hij een lucifer aan en hield die bij de tankopening. Een explosie en een steekvlam waren het gevolg. Jan smeet de brommer onmiddellijk de tuin in en bleef verbouwereerd achter met een weggeschroeide wenkbrauw in een keuken met een zwarte roetvlek op het plafond. Toen zijn moeder thuis kwam en, wijzend op de a-symmetrische wenkbrauwen van Jan, vroeg wat er was gebeurd, was zijn droge antwoord: "Ik ben wat uitgeschoten met scheren".

Chemische reacties

Ik had op mijn verjaardag of met Sinterklaas een keer een scheikundedoos gehad. De mogelijkheden om zelf scheikundige proeven te doen grepen we in de daaropvolgende maanden met beide handen aan. Jan had van een oom van hem, die tandarts was, twee enigszins versleten witte doktersjassen gekregen en mijn slaapkamer was al spoedig een soort laboratorium geworden. Aangezien de stoffen die bij de doos hoorden alleen onschadelijke proeven mogelijk maakten en we toch wel wat meer spanning in onze experimenten wilden, schaften we bij apotheek en drogist diverse extra ingrediënten aan.
Daarmee gingen we een aantal vrije woensdagmiddagen aan de slag. Mijn moeder maakte zich soms ernstig zorgen om ons welbevinden want er klonk wel eens een lichte explosie en er sijpelde soms vreemd gekleurde en zeer onwelriekende rook onder de drempel van mijn slaapkamer door, de gang in. Ook raakte het plafond van mijn kamer een keer beschadigd maar een kniesoor die daar op lette want het was tenslotte allemaal in het belang van de wetenschap. In diezelfde kamer sliep ik dan s'nachts weer maar niet nadat de ramen een aantal uren hadden opengestaan. En een enkele keer hing er in ons hele huis urenlang een verdachte chemische geur.

Zweefvliegtuigjes

Schilder's Nieuws en advertentieblad 17-04-1964
In diezelfde periode bouwden we ook model-zweefvliegtuigjes van ultralicht balsahout. De vleugels waren bespannen met zijdepapier dat met behulp van stoom werd strakgetrokken en daarna nog een behandeling kreeg met zogeheten spanlak. Dit was nodig om het vleugelprofiel gedurende langere tijd in stand te houden. De modellen hadden een spanwijdte van ongeveer een meter, misschien iets meer. We trokken ze op met een nylondraad die op een katrol zat. De een hield het vliegtuigje daarbij zoveel mogelijk met de neus op de wind en de ander rolde de draad een meter of vijftien af. Op afroep begon degene met de katrol te rennen en liet de ander het vliegtuigje los. Zo werd het vliegtuigje "opgelierd". Als het recht boven de loper hing gaf deze een ruk aan de katrol waardoor een ring, waarmee het vliegtuigje aan de draad was bevestigd losliet en naar beneden viel. Het richtingroer van het vliegtuigje was zo ingesteld dat het rondjes draaiend een tijdje bleef vliegen en bij een succesvolle vlucht zelfs eerst nog hoogte won, dankzij de opstijgende warme luchtkolom.
De bouwdozen voor de modelvliegtuigjes en de bijbehorende zaken kochten we bij Leo Schmidt op het Harderwijkse Kerkplein. Het vliegen deden we alleen bij mooi, zonnig weer en meestal in de Hulshorster zandverstuivingen. Daar had je de meeste kans op thermiek. We zijn toen ook een keer een vliegtuigje kwijtgeraakt. Er was zo veel thermiek dat het steeds hoger steeg en steeds wijdere bochten ging draaien. Op een zeker moment werd het vliegtuigje klaarblijkelijk meegevoerd door een luchtstroom die het uiteindelijk aan de horizon deed verdwijnen, in de richting van het IJsselmeer...

Uitstapjes

Jan 14 jaar oud
Op woensdagmiddag gingen we ook wel eens op bezoek bij onze geschiedenisleraar, Van Lambalgen en zijn vrouw. We dronken daar dan thee of frisdrank en spraken met ze over van alles en nog wat. Mijnheer Van Lambalgen was een van de jongste leraren van onze school; ik denk dat hij een jaar of tien ouder was dan wij. Het echtpaar woonde aan het Ermelose deel van de Leuvenumseweg. Een bezoekje aan hen was altijd heel gezellig.

We gingen ook wel eens op bezoek bij Jan's grootouders in Utrecht. Zijn opa had, als ik het mij goed herinner, evenals mijn opa bij de NS gewerkt. Of we gingen op bezoek bij mijn familie in Amersfoort of in Amsterdam. In Utrecht en Amsterdam gingen we soms ook naar de bioscoop. Zo herinner ik me dat we samen de beroemde film "De kanonnen van Navarone" hebben gezien en ook de eerste James Bond films, zoals "Goldfinger".

De Cuba crisis

De gebeurtenissen van eind oktober 1962 zijn de geschiedenisboeken ingegaan als de Cuba-crisis. Nooit is de mensheid dichter bij de verschrikkingen van een kernoorlog, en dus totale vernietiging, geweest als in die periode. De berichtgeving over de ernst van de situatie werd van dag tot dag grimmiger. Naar later is gebleken heeft het op zaterdag 27 oktober van dat jaar maar een haartje gescheeld of het "doomsday scenario" was werkelijkheid geworden. Ik herinner me dat ik een of twee dagen daarvoor al het gevoel had dat het zomaar mis kon gaan. Toen ik tussen de middag thuis het radionieuws van 1 uur hoorde en daarna weer op de fiets naar school vertrok had ik het gevoel dat het misschien wel voor het laatst was. Ik fietste naar Jan's huis en we zijn toen zwijgend naar school gereden. We hebben het er nooit over gehad maar het zou me niet verbazen als hij hetzelfde dacht als ik: "Wellicht is het voor het eind van deze schooldag wel allemaal voorbij". Ik was pas 15 jaar oud maar ik heb nog nooit een meer beklemmend gevoel gekend dan op dat moment.

Studie en scooters

Na onze HBS tijd trokken we nog steeds geregeld samen op. Jan had inmiddels een tweedehands scooter gekocht. Eerst was dat een heel bijzondere, een Moto Guzzi; dat was eigenlijk een soort hybride tussen een motorfiets en een scooter. Zo had hij wielen die groter waren dan die van een scooter maar kleiner dan die van een motor. De Moto Guzzi had goede rijeigenschappen maar was niet erg betrouwbaar en dus ruilde Jan hem na enige tijd in tegen een Heinkel. Ik ben diverse malen bij Jan achterop de scooter naar Utrecht geweest. Dat kon zonder een helm aan te moeten schaffen want de helmplicht was toen nog niet van kracht.

In de periode tussen 1965 en 1967 hadden we ook nog een gezamenlijke vakantiebaan als pompbediende en doorsmeerder bij het Servicecenter van het Esso tankstation aan de Harderwijkse Hoofdweg. Dat was toen onderdeel van de Gelderse Auto Service, de plaatselijke Ford dealer. Als de vaste medewerkers met vakantie waren vielen Jan en ik voor ze in. En ook op drukke dagen, zoals hemelvaartsdag, tweede pinksterdag en tweede paasdag sprongen we bij om de extra drukte te helpen verwerken.

Links de doorsmeerruimte en rechts het kantoortje van het Esso tankstation
 aan de Hoofdweg, eind jaren '60; de wijzende man rechts is Bart van Hove.
Coll. P.Offerman


De Esso pompen met rechts een van de vaste pompbediendes
Benzine kostte eind jaren zestig 58 cent (circa 25 eurocent) per liter
Coll. P.Offerman





































Jan was na de HBS diergeneeskunde gaan studeren in Utrecht. Ik heb de indruk dat de contacten die hij in een eerder stadium had met mijn Amsterdamse oom Henno Frederiks, die veearts was, een rol hebben gespeeld bij zijn keuze voor deze studierichting. Jan heeft me in die tijd een keer een geweldige verzameling vreemde mutanten van diverse diersoorten laten zien die in potten waren opgesteld in een soort faculteitsmuseum in Utrecht. Ik herinner me dat ik daar onder meer een kalfje heb gezien met twee koppen.
Als Jan tijdens zijn studie mijn, nogal imponerende, oom ontmoette, begon deze steevast met het stellen van ingewikkelde diergeneeskundige vragen.
Aan het eind van zo'n gesprek zei hij dan soms: "Jij komt er wel, jongeman".
"Het leek wel een zwaar tentamen", verzuchtte Jan dan later soms tegen me.

Soms kwam Jan een spelletje tafeltennis spelen bij ons thuis
Coll. P. Offerman
Na zijn studie vestigde Jan zich als dierenarts in Doesburg. Hij specialiseerde zich daar tevens als paardenarts. Zo konden in de praktijk van Jan zelfs röntgenfoto's worden gemaakt van paarden.
Inmiddels is Jan gestopt met werken. We hebben al die jaren, na onze HBS tijd, incidenteel contact met elkaar gehouden.

Ik ken Jan inmiddels al 54 jaar maar ik herinner me veel van die gebeurtenissen van een halve eeuw geleden nog als de dag van gisteren...
 

woensdag 29 mei 2013

Binnen spelen

Een lenteblog hoort te gaan over buitenleven maar de recordkoude lente van dit jaar deed mij denken aan de  binnenactiviteiten, waarmee ik mij in mijn jeugd bezig hield.

We hadden thuis wel diverse bordspelletjes maar een echt spelletjesmens ben ik nooit geweest. Zo af en toe speelden we wel eens Mens, erger je nietGanzenbord of  Monopoly, maar niet echt van harte.

Bron: marktplaats.nl
Wat ik wel een tijdje erg leuk vond was het spel Electro-Als de lamp 't doet is 't antwoord goed van Jumbo-spellen, gepatenteerd medio jaren '50.
Dat werkte met 10 verwisselbare kaarten met vragen in een bepaalde categorieën.De spelkaarten waren, als ik goed heb: Dieren, Bloementuin, Verkeersles, Stedeschoon, Vogels, Volkenkunde, Vlaggen, Uitvindingen en ontdekkingen en Sport.
Als je het antwoord dacht te weten drukte je met een paar, aan elektrische snoertjes vastzittende, pennetjes op de bijbehorende contactjes en als je het dan goed had, ging er een rood lampje branden.

Bron: marktplaats.nl



Maar na enige tijd kende ik het hele arsenaal van vragen en antwoorden uit je hoofd en toen was de lol er snel af. Daarna heb ik het eigenlijk weinig meer gespeeld.

Oude bouwstenen

Bron: http://collectie.museumrotterdam.nl
We kregen in onze jeugd veel speelgoed kado van onze (groot)ouders, ooms en tantes maar we maakten soms ook gebruik van het oude speelgoed van mijn vader.
En dan bedoel ik in het bijzonder een prachtige houten kist met daarin een grote verzameling kleine Anker steentjes in diverse kleuren, vormen en maten.
Je kon daarmee hele gebouwen maken. Het was in feite een soort voorloper van Lego maar dan uitgevoerd in echte steen. Ik vermoed, dat mijn oma het idee had om die steentjes voor mijn vader te kopen. De Anker steentjes waren namelijk ontwikkeld op initiatief van de 19de-eeuwse Duitse pedagoog Fröbel. Mijn oma had aan het eind van de 19de eeuw enige tijd les gegeven op een school waar de methode van Fröbel werd gevolgd. De steentjes waren bedoeld om het technisch inzicht van de kinderen, die er mee speelden, te ontwikkelen.
Het idee om Anker-steentjes aan mijn vader te geven, sprak mijn opa, zelf bouwkundige (hij werkte als hoofdopzichter der Fortificatiën bij de Genie), ongetwijfeld aan. En het heeft er wellicht aan bijgedragen dat mijn vader later eveneens bouwkunde ging studeren. Ook mijn broer heeft een bouwkunde-opleiding gevolgd maar op mij hebben die steentjes, wat dat betreft, geen invloed gehad.

Meccano

Meccanodoos uit de jaren '50
Bron: http://collectie.museumrotterdam.nl
Veel oudere lezers herinneren zich ongetwijfeld nog het, in de jaren vijftig zeer populaire, technische speelgoed van de Engelse fabrikant Meccano.
Dit speelgoed werd in 1898 uitgevonden door Frank Hornby in Liverpool, die het eerst op de markt bracht onder de naam: "Mechanics Made Easy". 
In wezen bestond het uit geperforeerde metalen strips van diverse vormen en maten in de kleuren rood en groen en voorts uit schroefjes en moertjes. Als je iets wilde maken wat kon bewegen dan had je daarvoor koperkleurige tandwielen, ook al in diverse maten en draaihendels om het geheel te kunnen bedienen. En als je het helemaal luxe wilde maken had Meccano ook nog kleine, volledig opengewerkte elektromotortjes, die werkten op batterijen.
Alles was trouwens opengewerkt en daardoor kreeg je spelenderwijs inzicht in de werking van allerlei technische dingen. Ik moet  overigens bekennen dat ik toen al twee linker handen had. Ik begreep precies hoe het werkte en hoe het in elkaar moest worden gezet maar de uitvoering liet ik voor het overgrote deel over aan mijn meer technisch ingestelde broer en mijn vader.

Losse Meccano-onderdelen
Inhoud Meccanodoos uit jaren '50











Dinky Toys

Al heel jong begon ik met het verzamelen van de beroemde modelautootjes van het merk Dinky Toys (ook onderdeel van het Meccano-concern). Ik vroeg ze aan iedereen voor verjaardagen en Sinterklaas en mijn vader nam er ook wel eens een tussendoor mee. Voor hem was dat dan een mooi excuus om weer eens in een speelgoedzaak rond te neuzen. Op een zeker moment had ik meer dan 200 Dinky Toys, een verzameling die nu een aanzienlijke waarde zou hebben gehad.
Maar de verzameling nam flink wat ruimte in beslag en toen mijn belangstelling wat begon af te nemen, besloot ik om de Dinky Toys, langzaam maar zeker, weg te geven aan kinderen van gezinnen die zich zulk speelgoed niet konden veroorloven. Als ik het mij goed herinner was de verzameling binnen een jaar praktisch geheel verdwenen. Dat gebeurde in 1958/59.
Als ik daar nu aan terug denk, heb ik er een dubbel gevoel over. Enerzijds heb ik er absoluut geen spijt van dat ik dat toen zo heb gedaan maar anderzijds zou ik het best leuk vinden als ik nog een aantal bijzondere Dinky Toys in mijn bezit zou hebben gehad.
Ik heb er overigens nog één, een licht- met donkergrijze Rolls Royce Silver Wraith uit het midden van de jaren vijftig, en daar moet ik het dan maar mee doen.

Coll. P. Offerman; Foto: I.M. Pieterman.

Treintjes

Toen ik nog heel klein was hadden we een blikken trein met een veermotor van Märklin. Later kwam daar nog een tweede bij, ditmaal van het Engelse merk Hornby. De rails werden in de woonkamer uitgelegd en dan konden we er mee spelen onder het toeziend oog van mijn vader. De schaal van die treintjes was veel groter dan de meest gebruikte schaal (H0) van de latere elektrische modeltreintjes. Daardoor was ook de rails breder en bovendien waren de treintjes veel "grofstoffelijker" in elkaar gezet dan de latere modeltreinen. Het was wel jammer dat de treintjes al na een paar rondjes stil stonden omdat dan de veer was afgelopen en eerst weer moest worden opgewonden om weer verder te kunnen.Wat er met onze blikken treintjes is gebeurd, kan ik mij niet herinneren.

Samen met mijn broer Paul (links) bij het treinemplacement
Coll. P. Offerman
Het treinemplacemnet met Fällerhuisjes stond in onze zgn treinkamer.
Coll. P. Offerman
 Op Sinterklaas avond 1954 kwam er een grote en zware doos uit de zak met pakjes met daarop de namen van mijn broer en mij. Wij mochten die doos echter niet zelf uitpakken; dat deed mijn vader. Uit de doos kwam onze eerste elektrische trein van het merk Trix Express.
Zowel de locomotief als de wagons waren loei-zwaar  in vergelijking met de latere modeltreintjes want ze waren nog uitgevoerd in massief ijzeren spuit-gietwerk in plaats van het later algemeen toegepaste kunststof.

Er kwamen nog meer dozen, met rails en de noodzakelijke transformator met regelweerstand om het geheel te kunnen bedienen.

Dat was het begin van een hobby, die vooral mijn vader tientallen jaren lang enorm veel plezier heeft bezorgd. Hij bouwde zelf hele landschappen, waar de treintjes doorheen reden en hij richtte op een zeker moment een speciale treinkamer in ons huis in.


Schilder's nieuws-en advertentieblad, 08-11-1957

Mijn vader ontwierp en bouwde en wij konden er mee spelen. Ook onze schoolvriendjes vonden het allemaal prachtig. Toen in een later stadium Trix Express veranderde in Mini-Trix, met nog kleinere treintjes op nog smallere rails, stapte mijn vader over op het merk Fleischmann.
Aanvankelijk kochten mijn ouders, of liever gezegd vooral mijn vader, ons speelgoed meestal in Amsterdam, en dan vooral bij Van Embden en Merkelbach, die beiden waren gevestigd in de Kalverstraat.

Maar vanaf medio jaren vijftig werd  Leo Schmidt onze vaste speelgoedleverancier. Hij was kort na de tweede wereldoorlog vooral bekend als conferencier maar begon daarnaast in 1949 een winkel in feestartikelen in de Harderwijkse Hoogstraat. Later kwam daar ook speelgoed bij. Midden jaren vijftig verhuisde Leo Schmidt naar het Kerkplein en dat is de zaak die ik mij nog heel goed herinner. Ook zijn slogan, "Op speelgoedgebied, Leo Schmidt favoriet", herinner ik mij als de dag van gisteren.

Schilder's nieuws-en advertentieblad, 30-11-1956





Stoommachine

Collectie P. Offerman; Foto I.M. Pieterman
De merknaam Fleischmann prijkt ook op mijn stoommachine, die ik op mijn negende verjaardag (in februari 1956) van mijn ouders kreeg. Ik kreeg er ook nog een paar accessoires bij, zoals een blikken smidse, die door de machine kon worden aangedreven. In die smidse stond een blikken smid  met een eveneens blikken voorhamer op een blikken aambeeld te slaan. Om de machine te laten werken moest er onder de stoomketel een bakje met brandende metablokjes, naar ik meen van het merk Esbit, worden geplaatst. Deze vastebrandstof-blokjes hadden het grote nadeel dat ze erg snel op waren. En ze verspreidden een heel specifieke geur, die niet iedereen op prijs stelde. Daar moest dus iets op worden gevonden. En daar kwamen toen plotseling die oude, kleine steentjes uit het begin van dit verhaal weer van pas.
Mijn vader nam een houten plaat die iets groter was dan de stoommachine. Onder iedere hoek van de machine plaatste hij twee steentjes. De machine kwam daardoor hoger te staan en nu paste er onder de ketel plots een spiritusbrander, die de plaats innam van het bakje met de metablokjes. Vanaf dat moment kon de stoommachine meer dan een uur onafgebroken werken. Tegen de tijd dat de spiritus in de brander op was, was ook het waterpeil in de ketel tot het minimum niveau gezakt. Die oude stoommachine ie een van de weinige stukken speelgoed die ik nog altijd in mijn bezit heb als tastbare herinnering aan een gelukkige jeugd, ook bij kou en regen, binnenshuis...    

Mijn broertje Paul (links) en ik  kijken aandachtig naar de stoommachine; de lolly in mijn hand lijkt vergeten...
Als je goed kijkt zie je de stoomwolkjes uit de cilinder komen.
Coll. P. Offerman