dinsdag 5 november 2013

Het einde van mijn middelbare schooltijd

De tijd die ik op het Christelijk Lyceum Harderwijk (CLH) heb doorgebracht werd gekenmerkt door ups en downs. Over leraren, medeleerlingen en schoolvrienden heb ik in vorige blogs reeds geschreven.
Mijn middelbare schooltijd viel zo ongeveer samen met het hoogtepunt van de koude oorlog tussen de Verenigde Staten en haar bondgenoten enerzijds en de Sovjet Unie met de overige Warschaupact landen anderzijds. Het was mede daardoor een tijd waarin mijn belangstelling voor de wereldpolitiek sterk toenam. Wij lazen thuis het Algemeen Handelsblad, na een fusie NRC/Handelsblad geheten, en ik besteedde in de loop van mijn HBS periode steeds meer tijd aan het spellen van de krant.
Bij nader inzien moet ik toegeven dat ik mijn prioriteiten niet altijd goed stelde want als ik uitgebreid de krant las en ook nog leuke dingen met mijn vrienden deed, bleef er te weinig tijd over om te studeren en mijn huiswerk te maken.

Verkiezingen

De politiek deed, op miniatuurschaal, ook eenmaal per jaar van zich spreken in schoolverband.
Er waren dan verkiezingen voor een nieuw bestuur van de leerlingenvereniging, Utile Dulce (UD).

Flinke opkomst voor de verkiezingstoespraken op het plein van onze school
Coll. P. Offerman

Die verkiezingen werden, net als in de grote politiek, voorafgegaan door een campagne van de diverse kandidaten voor het voorzitterschap.
Kandidaat-voorzitter en klasgenoot Jan Jaap Molemaker,
stoer uitgerust met hoge hoed en pijp...
Coll. P. Offerman
Elke kandidaat had ook een echt verkiezingsprogramma en probeerde natuurlijk zo opvallend mogelijk aan de weg te timmeren.

Meestal deden die verkiezingen me niet veel; ik was niet echt actief in verenigingsverband. Maar toen mijn klasgenoot Jan Jaap Molemaker een keer een gooi deed naar het voorzitterschap, had hij mijn volle steun. Ik weet helaas niet meer in welk jaar dat was (ik denk dat het in 1962 of 1963 was) en of hij toen inderdaad de verkiezing heeft gewonnen.

Naar Delfzijl

Schoolreisjes werden in de eerste drie klassen van het CLH in de jaren zestig niet gemaakt. Pas in de hoogste klassen werd er af en toe een uitstapje georganiseerd.
Mijn vriend Jan de Groot doorliep de school sneller dan ik. In 1964, toen hij in de vierde klas van de HBS-b zat, organiseerde zijn scheikundeleraar, Ir. De Jonge een  tweedaagse excursie naar de sodafabriek bij Delfzijl ( Ir. De Jonge overleed enkele maanden daarna).

Het was soms lastig  om de bochten te nemen
op de smalle wegen en bruggetjes in de Groningse dorpen
Coll. P. Offerman
Er waren enige tijd voor de dag van vertrek nog plaatsen over in de bus, die konden worden ingenomen door belangstellende uit andere klassen. Ik heb mij daar toen voor aangemeld.

En zo vertrokken wij op zekere dag naar het hoge noorden voor het enige schoolreisje in mijn HBS tijd.

De reis werd gemaakt met een touringcar van de Harderwijkse busonderneming Smit, die later ook het automerk Citroën in Harderwijk vertegenwoordigde.


De sodafabriek in 1964 met  rechts een binnenvaartschip
en midden een trein met bolvormige gashouders (o.i.d.)
Coll. P. Offerman


De sodafabriek in Farmsum bij Delfzijl werd in 1954 gebouwd, kwam in 1957 in productie en werd op 6 juni 1958 geopend door koningin Juliana. De opening is te zien op een oud filmpje van het Polygoon-journaal op GAVA, Gronings Audio-Visueel  Archief (ook via archieven.nl)

Het was een van de modernste en grootste fabrieken in zijn soort ter wereld. Ik vond de uitleg van het productieproces en de daaropvolgende rondleiding door de fabriek een indrukwekkende ervaring...

De sodafabriek met Ir. de Jonge op de voorgrond
Coll. P. Offerman
Deze sodafabriek was de eerste fabriek van het huidige chemiepark bij Delfzijl. In 1958 kocht de voorloper van Akzo Nobel, de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie, de overige participanten uit. In 1998 werd de fabriek verkocht aan het Engelse Brummer Mond, dat weer werd overgenomen door het Indiase Tata Chemicals Europe. In 2009 werd de soda-productie in Delfzijl gestaakt en kwamen 120 mensen op straat te staan. De fabriek is daarna steeds verder in verval geraakt. In het voorjaar van 2013 werd een begin gemaakt met de sloop van de gebouwen en installaties van de sodafabriek en mijn foto's zijn dus van inmiddels echt vergane glorie.

Tijdens het schoolreisje hebben we gegeten en overnacht in de unieke drijvende jeugdherberg P.A. Koerts. Deze jeugdherberg was gevestigd op een oud zeilschip, dat in de haven van Delfzijl lag.
Pieter Albert Koerts was, zoals veel Groningers, naar Kalamazoo in Michigan, USA geëmigreerd en bouwde daar een goedlopend schildersbedrijf op. In 1953 besloot hij nog eenmaal zijn geboorteplaats te bezoeken maar voordat hij in Groningen aankwam, overleed hij plotseling in een hotel in Amsterdam.
Ter nagedachtenis aan zijn vader schonk zijn zoon een bedrag aan Delfzijl waarmee een driemast-bark werd aangekocht voor de vestiging van de lokale jeugdherberg. Het zeilschip heeft van 1956 tot 1964, dus uiteindelijk maar 9 jaar lang, dienst gedaan als jeugdherberg, totdat het te duur werd.
Het, in 1919 gebouwde, schip werd toen aan Duitsland verkocht en kreeg haar vroegere naam Seute Deern (= zoete meid) terug

De drijvende jeugdherberg driemast-bark P. A. Koerts in de toenmalige loodsbotenhaven van Delfzijl.
Erachter staat de vuurtoren, die in 1949 werd gebouwd (afgebroken in 1981), nadat de eerste vuurtoren uit 1888 in 1940 werd verwoest.
Foto Coll. P. Offerman

De mast en de "val-gevaarlijke" tuigage
Coll. P. Offerman
Toen wij er waren, was het duidelijk dat er sprake was van achterstallig onderhoud. Ik meen mij namelijk te herinneren dat de beheerder ons waarschuwde, dat we een deel van het dek niet moesten betreden, omdat er gevaar bestond dat delen van de tuigage naar beneden zouden vallen.
Toendertijd werd er nog niets afgezet, dat was eigen verantwoordelijkheid...

Achteraf gezien ben ik daar dus geweest in het laatste jaar, waarin het schip nog als jeugdherberg werd gebruikt.


Van Jan herinner ik me dat hij ook nog een schoolreisje van enkele dagen heeft gemaakt naar het Duitse Harzgebergte. Daar kregen de deelnemers onder meer een excursie langs het "ijzeren gordijn", de grens met de Duitse Democratische Republiek. Die excursie werd georganiseerd door de Westduitse "Bundes Grenzschutz", vertelde Jan na thuiskomst. Zoals ik hiervoor reeds heb geschreven, het waren de hoogtijdagen van de koude oorlog, met alle felgekleurde propaganda van dien, en ik kon mij toen levendig voorstellen dat zo'n tocht langs de grens met "het kwaad" een uiterst spannende aangelegenheid moest zijn.

Liever geen Duits

Ik was, naar mijn eigen mening, niet echt een ijverige leerling met uitzondering van de vakken die ik echt leuk vond. Mijn top 5 zag er als volgt uit:
Op een gedeelde eerste en tweede plaats kwamen staatsinrichting en geschiedenis. De derde plaats werd ingenomen door aardrijkskunde, de vierde door Engels en de vijfde door natuurkunde.
Aan Duits had ik een uitgesproken hekel maar ik was daarin ietwat vooringenomen want ik werd nogal beïnvloed door mijn vader, die sinds de oorlog een uitgesproken anti-Duitse instelling had. Zo vond hij het onbegrijpelijk, toen zijn beste vriend, die ternauwernood en met ernstige blijvende gezondheidsproblemen de concentratiekampen in Amersfoort, Vught en Mauthausen had overleefd, een Volkswagen aanschafte. Hij kon er overigens, als gevolg van die gezondheidsproblemen zelf niet in rijden; hij werd gereden door zijn echtgenote.
De houding van mijn vader was begrijpelijk want de Duitse bezetting was toen nog geen 20 jaar voorbij en de geestelijke wonden, die daardoor waren veroorzaakt, waren nog niet geheeld. Ik vond het toen vooral wel gemakkelijk dat mijn ouders het leren van de Duitse naamvallen en vervoegingen niet belangrijk vonden.
Over mijn blinde vlek voor de wiskundevakken heb ik in het verleden reeds meermaals geschreven.

Wisselende resultaten

Schoolfoto 1e schooljaar ca 1960
Coll. P. Offerman
De eerste klas doorliep ik, zoals het hoort en ik ging netjes over naar de tweede. Die tweede was opnieuw een jongensklas en we zaten dat jaar op de zolder van het oude gebouw. De trap naar de zolder was van hout en bij de op één-na hoogste trede stak een vervaarlijke spijker uit het hout. Op een kwade ochtend, we moesten naar het een verdieping lager liggende aardrijkskundelokaal, struikelde ik over die vermaledijde spijker en viel veertien treden naar beneden. Ik landde met mijn hoofd met een enorme dreun op een granieten vloer en bleef daar enige ogenblikken bewusteloos liggen. Dit tot grote consternatie van leraren en klasgenoten.
Toen ik weer bij mijn positieven was gekomen werd mij allereerst aangeboden om een dokter te laten opdraven maar daar voelde ik helemaal niet voor en ik ging gewoon door met het volgen van de lessen. Tegen het eind van de ochtend had mijn gezicht inmiddels alle kleuren van de regenboog en toen ik tussen de middag thuis kwam vroeg mijn moeder wat ik in hemelsnaam had uitgehaald. Ze dacht dat ik met verf had geëxperimenteerd maar toen ik haar de waren toedracht vertelde sloeg de schrik haar om het hart. Een dokter is er echter nooit aan te pas gekomen en na de lunch ging ik gewoon weer naar school. Deze "onverschrokken" houding had natuurlijk wel een positieve invloed op mijn imago; mijn klasgenoten vonden me bijzonder stoer...

In de loop van dat tweede schooljaar begonnen de wiskundeproblemen steeds hardnekkiger te worden en uiteindelijk bleef ik zitten. Ik geloof echter niet dat er enig oorzakelijk verband bestaat met die valpartij, want daar kreeg ik wel een bult van, maar geen wiskunde-knobbel helaas.....
Het volgende schooljaar zat ik voor het eerst in mijn HBS tijd in een klas, die voor een deel uit meisjes bestond (zie de klassen-foto in mijn eerdere blog). Dat leverde toch wel een heel andere, en naar mijn mening prettigere, sfeer op. Ondanks het feit dat ik me voor de overige vakken minder hoefde in te spannen bleven de wiskunde-resultaten onder de maat maar ik ging uiteindelijk wel over naar de derde. Daar herhaalde zich vervolgens het drama van de tweede klas en ik moest dus ook de derde tweemaal doen. Tegen het eind van het vijfde jaar op het CLH was ik dus nog steeds niet verder gekomen dan de derde klas. En ondanks de nodige inspanningen en bijlessen bleven de resultaten van mijn algebra- en meetkundelessen ver beneden de maat. Dat leidde tot frustraties want ik wilde heel graag een beta-leerling zijn maar ik was het toch echt níet. De stille droom om van het vliegen mijn vak te maken bleef een luchtkasteel. Het eigenaardige is dat ik dat in mijn onderbewustzijn waarschijnlijk altijd heb geweten want ik heb het er toen nooit over gehad met mijn ouders, mijn broer en mijn vrienden.

Over een andere boeg

Schoolfoto uit ca 1962-'63
Coll. P. Offerman
Het was inmiddels duidelijk dat de weg naar de HBS-b voor mij onbegaanbaar zou blijven en dat ik andere toekomst-perspectieven moest gaan zoeken. Maar op de HBS-a kant zat ik ook niet te wachten en bovendien vond ik dat mijn middelbare schooltijd wel lang genoeg had geduurd.
Ik ging dus nadenken over iets anders.

Behalve voor vliegtuigen had ik, al sinds mijn zevende, een grote belangstelling voor auto's. Ik kreeg toen, het was 1954, een autoboekje, waarvan ik de inhoud binnen de kortste keren uit mijn hoofd kende.

Er waren in Nederland in de jaren zestig twee gespecialiseerde opleidingen op autogebied. Dat waren de Auto-Technische School (ATS) in Apeldoorn met opleidingen op MTS (mbo) en HTS (hbo) niveau en het Instituut Voor de Autohandel (IVA), in later jaren Instituut Voor Autobranche en management (IVA) geheten, in Driebergen.

Het IVA was een particuliere school waar opleidingen werden verzorgd die meer aansloten bij een vooropleidingsniveau in de alfa richting. Ik had liever naar de autotechnische school gewild maar ook daar zou ik tegen mijn wiskundeproblemen oplopen en dat voelde daarom meteen ook aan als een "doodlopende weg". Maar het IVA leek me wel wat en ik besloot een brochure aan te vragen. Na lezing daarvan had ik eigenlijk mijn besluit wel genomen. Het was ook mogelijk om met een overgangsbewijs van de derde naar de vierde klas van de HBS aan de IVA opleiding te beginnen.

Mijn ouders vonden het idee om de HBS niet af te maken echter maar niets en haalden mij, na lang praten, over om dan toch maar te proberen de HBS-a te gaan volgen. En zo kwam ik in september 1964, eigenlijk tegen mijn zin, in de vierde klas. Dat werd een regelrechte ramp met ellenlange boekenlijsten, saaie vakken als boekhouden en handelsrekenen en een motivatie van niks.

Portret van een stoere dwarse puber met pijp en pet uit ca 1964-'65
Coll. P. Offerman

Mijn ouders zagen in de loop van dat jaar ook wel in dat ik mij verre van gelukkig voelde met deze situatie en zo kon ik eind juni 1965 dan toch het CLH verlaten en mij voorbereiden op mijn voortgezette opleiding aan het IVA. Wel werd besloten dat ik tijdens die opleiding thuis zou blijven wonen en dus op en neer zou gaan pendelen tussen Harderwijk en Driebergen. Daarvoor moest ik met de trein naar Amersfoort en daar overstappen op de bus, die praktisch voor de school een halte had. En voorts was ik me er wel van bewust dat de kosten van de opleiding aan het IVA een stevige financiële aderlating voor mijn ouders betekende en dat ik me, alleen daarom al, niet kon veroorloven om deze opleiding niet tot een goed einde te brengen.

Terugkijkend leek het voortijdig einde van mijn HBS opleiding niet veel goeds te voorspellen voor mijn verdere toekomst. Ik denk dat mijn ouders zich in die tijd ook vaak zorgen maakten over mijn toekomst perspectief maar ze zeiden er nooit iets over. Dat een dergelijke voorspelling niet hoeft uit te komen, bleek toen ik later een functie bekleedde op universitair werk- en denkniveau. Ik kreeg in die tijd ook heel vaak zakelijke post waarbij mijn naam spontaan werd voorafgegaan door drs., waarschijnlijk omdat mijn externe contacten daar automatisch van uitgingen. Ik moest daar dan wel om glimlachen.
Een leergierige geest, een redelijke dosis algemene ontwikkeling en een goed geheugen zijn in mijn geval gelukkig uiteindelijk belangrijker gebleken dan het bezit van het einddiploma HBS.

1 opmerking:

  1. Heb net een heel verhaal verteld, maar iets fout gedaan dus nog maar een keer. Heb met interesse je blog gelezen wat vele vervlogen herinneringen naar boven bracht. Lijkt erop dat we verschijdene jaren parallel leefden. Sinds klas 1D op de HBS verloren we elkaar uit het oog daar ik het grondig wilde doen . Twee jaren voor iedere klas. Mijn Vader overleed in 62 en toen heb ik een jaar bij Wuestman gewerkt. Daarne mijn blauwe pak aangetrokken en op mijn knietjes aan Van der Putten gevraagd of ik het nog een keer mocht proberen. Dat mocht als ik maar beloofde om na de 3 jarige HBS te hebben gehaald toch maar verder wilde kijken. Dat heb ik gedaan. Rijks Hogere Landbouwschool voor de Tropen in Deventer en daarna de dienst 68/4 Garde Fuseliers prinses Irene en daarna een heel mensen leven.
    Zou het op prijs stellen als je contact kan maken. Al is het dan een hele tijd geleden. Het allerbeste en een vriendelijke groet. Wouter

    BeantwoordenVerwijderen